Slecht geplaatste prothese
Hof Antwerpen 18 november 2013, http://www.cass.be Uittreksel arrest In het attest van huisarts drs. M.M. M. van 12 augustus 2010 omtrent het verloop van de
Hof Antwerpen 18 november 2013, http://www.cass.be Uittreksel arrest In het attest van huisarts drs. M.M. M. van 12 augustus 2010 omtrent het verloop van de
Geldigheid arbitragebeding De volgende feiten liggen aan de basis van dit cassatiearrest. Een Belgische vennootschap sluit een agentuurovereenkomst betreffende de uitbating van een containerlijndienst met
Onrechtmatige verbreking agentuur Op basis van een aantal bewezen feiten heeft de principaal de agentuurovereenkomst tussen partijen onrechtmatig verbroken: het onaangekondigd intrekken van de tankkaart,
In een arrest van 15 mei 2008 diende het Hof van Cassatie te oordelen over een geval waarbij het cliënteel van een bankagent mee was overgelopen na beëindiging van de handelsagentuur.
De bankagent in kwestie had m.n. na de beëindiging in een brief de klanten bedankt voor het in haar en haar familie gestelde vertrouwen, en tegelijk laten weten dat “zij steeds verder op haar zouden kunnen rekenen en dat hun wegen elkaar ongetwijfeld nog zouden kruisen”.
De bank had zelf het initiatief genomen om de (handels)agentuur te beëindigen, waarop de bankagent prompt een cliënteelvergoeding en bijkomende schadevergoeding vorderde.
Het Hof van Beroep te Brussel ging hier deels op in en veroordeelde de bank tot een bedrag van 116.500,00 euro ten titel van uitwinningsvergoeding.
Om tot een uitwinningsvergoeding gerechtigd te zijn, dienen verschillende voorwaarden vervuld te zijn. Eén hiervan is het feit dat de aangebrachte klanten of de aanzienlijke uitbreiding van de zaken met de bestaande klanten de principaal na de beëindiging van de overeenkomst nog aanzienlijke voordelen kunnen opleveren.
De overeenkomst bevatte een niet-concurrentiebeding, zodat hiertoe een wettelijk vermoeden speelde en de principaal aldus gedoemd was het tegendeel te bewijzen.
Het Hof oordeelde dat de bank niet het tegenbewijs leverde dat de agentuur haar geen aanzienlijke voordelen meer opleverde, erop wijzende dat het hierbij rekening hield met het feit dat het op het einde van de agentuur bestaande cliënteel de mogelijkheid bood om toekomstige bestellingen te bekomen en dit op een voortdurende en zelfs dagelijkse basis, gelet op de eigen aard van bankproducten, bankdiensten en bankrelaties.
De rechter in hogre beroep stelt verder dat het niet kan worden uitgesloten dat de door de bank ingeroepen afvloeiing van cliënteel te wijten is aan de wijze waarop het agentschap van de eiseres te Staden, na 30 juni 2001, werd uitgebaat.
Het Hof van Cassatie diende vast te stellen dat het eerste aangewende middel gericht was op een feitelijke beoordeling, zodat het middel niet ontvankelijk was.
Op het tweede middel oordeelt Cassatie dat de rechter in hoger beroep terecht stelde dat de aanbreng van cliënteel en de uitbreiding van de zaken met het bestaande cliënteel aanzienlijk waren, maar ook dat de hieruit noodzakelijkerwijze voortvloeiende aanzienlijke voordelen, in beginsel, duurzaam verworven waren aan de bank.
Het arrest van het Hof van Beroep werd aldus bevestigd en de aan de agent toegekende schadevergoeding werd definitief.
Artikel 18, sub a, van richtlijn 86/653/EEG van de Raad van 18 december 1986 inzake de coördinatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake zelfstandige handelsagenten, verzet zich ertegen dat een zelfstandige handelsagent zijn klantenvergoeding verliest wanneer de principaal het bestaan vaststelt van een niet-nakoming van de handelsagent, die heeft plaatsgevonden na de kennisgeving van de opzegging van de overeenkomst met inachtneming van een opzeggingstermijn en vóór het verstrijken hiervan, en die een opzegging van de betrokken overeenkomst zonder opzeggingstermijn had kunnen rechtvaardigen.
Eerst opzegging door de agent De merkwaardige feiten die aan de basis van dit arrest van het Hof van Beroep te Luik liggen zijn als
Bewijs van een mondelinge agentuur Voor het bestaan van een geldige handelsagentuurovereenkomst is overigens geen geschrift vereist. Dit blijkt uit artikel 5 van de agentuurwet,
De voorrang die door de wegcode wordt verleend aan de bestuurder die op het opgereden kruispunt van rechts komt, strekt zich uit over de ganse breedte van de door deze bestuurder gevolgde openbare weg en derhalve tot de ruimte opgeleverd door het verlengde van beide trottoirs van deze weg.
Hoewel in beginsel op de plaatsen van de openbare weg waar het verkeer wordt geregeld door verkeerslichten of door een bevoegd agent de gewone regels inzake voorrang, en met name die inzake voorrang van de bestuurder die op een kruispunt van rechts komt gereden, niet van toepassing zijn, kan niet absoluut worden gezegd dat de afwijking van de regel inzake voorrang van rechts slechts geldt voor de bestuurders die zich voor een rood licht bevinden dat hen verplicht stil te staan en niet voor degenen die regelmatig een groen licht voorbijrijden. (Artt. 7-3, 15, 16-1, 25 en 104bis wegverkeersreglement.)
Bij een aanrijding tussen een voertuig dat op een kruispunt naar links is afgeslagen en een voertuig dat in tegengestelde richting de weg volgt die het eerste voertuig is opgereden na het kruispunt te zijn overgestoken, zijn de regels inzake voorrang rechts en de door de verkeerstekens opgelegde voorrang niet van toepassing, wanneer de aanrijding buiten het kruispunt heeft plaatsgehad.
Copyright © 2018 Alto Advocaten