Arbeidsovereenkomstenwet niet van toepassing bij andere overeenkomsten
De wettelijke beperkingen omtrent het niet-concurrentiebeding bij werknemers (en in het bijzonder handelsvertegenwoordigers) zijn vrij goed bekend.
Het betreft m.n. het artikel 65 van de arbeidsovereenkomstenwet.
Het concurrentiebeding wordt in de eerste paragraaf gedefinieerd als het beding waarbij de werkman de verbintenis aangaat bij zijn vertrek uit de onderneming geen soortgelijke activiteiten uit te oefenen, hetzij door zelf een onderneming uit te baten, hetzij door in dienst te treden bij een concurrerende werkgever.
Dit teneinde de vorige werkgever geen nadeel te berokkenen door de kennis die hij heeft opgedaan voor zichzelf of ten voordele van een concurrerende onderneming aan te wenden.
Dezelfde bepaling wordt mutatis mutandis van toepassing gemaakt op bedienden, met een speciale regeling voor handelsvertegenwoordigers.
De vraag stelt zich in hoeverre dergelijke bepaling over te zetten valt naar de wereld van andere overeenkomsten.
De vraag stellen, is ze eigenlijk al beantwoorden. De regeling omtrent niet-concurrentiebedingen in de arbeidsovereenkomstenwet steunt zich op de kennis die de werkman/bediende opdeed in de onderneming waar hij/zij werkzaam was in de desbetreffende functie binnen deze onderneming.
Hetzelfde gaat niet op daarbuiten voor een zelfstandige, die per definitie voor eigen rekening werkt. Zelfs het inschrijven van een compensatoire vergoeding in de overeenkomst is hier niet verplicht. De zelfstandige contracteert bovendien, in principe, in volledige vrijheid en hiervoor is geen specifieke wettelijke bescherming voorzien. Hier schuilt een gevaar, omdat de contracterende partij niet altijd stilstaat bij de eventuele gevolgen van zo een concurrentiebeperking. Laat daarom veiligheidshalve steeds vooraf dergelijke bepalingen nalezen, zo kan eventueel onderhandeld worden over een vergoeding die tegenover het concurrentieverbod staat.
Toenemende trend tot bescherming cliënteel
Daarnaast is er natuurlijk de toenemende trend om cliënteel te beschermen, vooral in het kader van distributieovereenkomsten en bij het inschakelen van tussenpersonen om de afzet te vergroten. In die zin is het niet-concurrentiebeding nieuw leven ingeblazen. Er is echter geen wettelijk kader dat deze evolutie expliciet inperkt. Lees hier meer over niet-concurrentiebedingen in distributieovereenkomsten.
In de rechtspraak is wel een strekking merkbaar die perken wil stellen aan de onbeperkte werking van een niet-concurrentiebeding. Daarbij wordt vooral verwezen naar algemene rechtsprincipes, zoals vervat in het Decreet D’Allarde.
Wettelijke regeling arbeidsovereenkomsten
Hieronder vindt u de regeling die van toepassing is op arbeidsovereenkomsten.
Art. 65 AO-wet:
Art. 65.§ 1. Onder concurrentiebeding wordt verstaan het beding waarbij de werkman de verbintenis aangaat bij zijn vertrek uit de onderneming geen soortgelijke activiteiten uit te oefenen, hetzij door zelf een onderneming uit te baten, hetzij door in dienst te treden bij een concurrerende werkgever, waardoor hij de mogelijkheid heeft de onderneming, die hij heeft verlaten, nadeel te berokkenen door de kennis, die eigen is aan die onderneming en die hij op industrieel of op handelsgebied in die onderneming heeft verworven, voor zichzelf of ten voordele van een concurrerende onderneming aan te wenden.
§ 2. Het concurrentiebeding wordt als niet-bestaande beschouwd in de arbeidsovereenkomsten waarin het jaarloon ((16 100) EUR) niet overschrijdt.
(NOTA : het bedrag van 16.100 EUR wordt bij indexering gebracht op 31.467 EUR )
Wanneer het jaarloon tussen ((16 100 EUR)) en ((32 200) EUR) ligt, mag het beding enkel worden toegepast op categorieën van functies of op functies die bij een in paritair comité of paritair subcomité gesloten collectieve arbeidsovereenkomst zijn bepaald. Bij ontstentenis van een bij vorengenoemde paritaire organen gesloten overeenkomst, hetzij omdat die organen niet werken, hetzij omdat zij niet tot een akkoord konden komen en na mislukking van de verzoeningsprocedure, mogen de categorieën van functies of de functies worden aangeduid op ondernemingsniveau en op initiatief van de meest gerede partij bij akkoord tussen de werkgever en de representatieve werknemersorganisaties.
(NOTA : de bedragen van 16.100 EUR en 32.200 EUR worden bij indexering gebracht op 31.467 EUR en 62.934 EUR )
Bij blijvend meningsverschil tussen de werkgever en de representatieve werknemersorganisaties, kan de meest gerede partij het advies inwinnen van de commissie van goede diensten, opgericht bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 februari 1970 betreffende het afwijkingsbeding van niet-mededinging.
Wanneer het jaarloon ((32 200) EUR) overschrijdt, kan het concurrentiebeding rechtsgeldig in de arbeidsovereenkomsten worden ingeschreven, behalve voor de categorieën van functies of voor de functies die bij een in paritair comité of paritair subcomité gesloten collectieve arbeidsovereenkomst zijn uitgesloten. Bij ontstentenis van bij vorengenoemde paritaire organen gesloten overeenkomst en na mislukking van de verzoeningsprocedure, kunnen deze categorieën van functies of deze functies worden vastgesteld op ondernemingsniveau volgens de in § 2, tweede en derde lid, van onderhavig artikel bepaalde procedure.
(NOTA : het bedrag van 32.200 EUR wordt bij indexering gebracht op 62.934 EUR )
De geldigheid van elk concurrentiebeding is bovendien ondergeschikt aan de navolgende voorwaarden :
1° het moet betrekking hebben op soortgelijke activiteiten;
2° het moet geografisch worden beperkt tot de plaatsen waar de werkman de werkgever werkelijk concurrentie kan aandoen, gelet op de aard van de onderneming en haar actieradius. Het mag niet verder reiken dan ’s lands grondgebied;
3° het mag niet langer lopen dan twaalf maanden vanaf de dag dat de dienstbetrekking een einde heeft genomen;
4° het moet voorzien in de betaling van een enige en forfaitaire compensatoire vergoeding door de werkgever, tenzij hij binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen vanaf het ogenblik van de stopzetting van de overeenkomst afziet van de werkelijke toepassing van het concurrentiebeding.
Het minimumbedrag van die vergoeding is gelijk aan de helft van het brutoloon van de werkman dat overeenstemt met de toepassingsduur van het beding. De basis van dat bedrag wordt gevormd door het brutoloon dat de werkman heeft ontvangen gedurende de maand voorafgaand aan de dag waarop de dienstbetrekking een einde heeft genomen.
Voor de werklieden met een geheel of gedeeltelijk veranderlijk loon wordt dat bedrag voor het veranderlijke gedeelte berekend op het gemiddelde brutoloon van de twaalf maanden die de dag van de beëindiging van de overeenkomst voorafgaan.
Het beding moet, op straffe van nietigheid, worden vastgelegd in een geschrift dat de toepassingsmodaliteiten van de hierboven opgesomde voorwaarden bepaalt. De paritaire comités of de paritaire subcomités kunnen deze modaliteiten nader bepalen in het licht van de voorwaarden die eigen zijn aan hun bedrijfstak.
Het beding dat aan de bepalingen van onderhavig artikel voldoet, heeft geen uitwerking wanneer aan de overeenkomst een einde wordt gemaakt, ofwel tijdens de proefperiode, ofwel na deze periode door de werkgever zonder dringende reden of door de werkman om dringende reden.
Indien de werkman het concurrentiebeding overtreedt, is hij ertoe gehouden aan de werkgever het bedrag terug te storten dat deze laatste ter toepassing van het in § 2, vijfde lid, 4°, van onderhavig artikel neergelegde beginsel heeft uitgekeerd en hij zal hem daarenboven een gelijkwaardig bedrag moeten betalen. Op verzoek van de werkman kan de rechter evenwel het bedrag van de conventioneel vastgestelde vergoeding verminderen, inzonderheid rekening houdend met de veroorzaakte schade en met de werkelijke duur van de periode tijdens welke het beding werd nagekomen. De rechter kan eveneens, op verzoek van de werkgever een hogere schadeloosstelling toewijzen, onder de verplichting het bewijs te leveren van het bestaan en de omvang van de schade.