Bescherming van cliënteel
De bescherming van cliënteel is en blijft een heikel punt. Een onderneming wenst vanzelfsprekend haar cliënteel zo lang mogelijk te binden. Langs de andere kant moet de vrije markt kunnen spelen, en kan concurrentie niet volledig uitgesloten worden.
Goodwill kan worden omschreven als “de meerwaarde die een bestaande handelszaak of onderneming vertoont boven de som van de haar samenstellende delen doordat deze samengebracht en aangewend zijn om een onderneming te voeren en cliënteel aan te trekken of te behouden”.
Wettelijke bescherming?
Alvast in volgende gebieden is er een expliciete bescherming van cliënteel:
– Cliënteelvergoeding van de exclusieve consessiehouder;
– De uitwinningsvergoeding van de handelsagent en handelsvertegenwoordiger;
– Het recht op cliënteel gewaarborgd in de handelshuurwet door middel van de continuëteit van de huur en de compensatie in geval van uitzetting en onteigening van de handelszaak;
Daarnaast is er geen expliciete wettelijke bepaling die de goodwill van een onderneming op het vlak van cliënteel beschermt.
Afwerving als oneerlijke concurrentie
Wel is er de bescherming die geboden wordt tegen oneerlijke concurrentie bij wijze van onrechtmatige mededinging. Het wettelijk kader hiervoor is terug te vinden in de Wet Marktpraktijken (ook gekend onder de benaming WMPC).
Het komt er op neer dat van een normaal voorzichtige en redelijke onderneming kan en moet verwacht worden dat zij zich gedraagt overeenkomstig de eerlijke handelsgebruiken.
Afwerving van cliënteel is dan onrechtmatig wanneer deze samengaat met bijzondere omstandigheden.
Zo oordeelde het Hof van Beroep te Gent:
“De afwerving van cliënteel van een concurrent is op zich geoorloofd. Er is geen monopolie op cliënteel.
Dit beginsel vloeit voort uit de vrijheid van concurrentie.
De afwerving is pas onrechtmatig omwille van de bijzondere omstandigheden waarin ze plaatsvindt. “
Onder bijzondere omstandigheden kan gedacht worden aan:
– Gebruik maken van klantenlistings die onrechtmatig verkregen werden;
Zie als toepassingsgeval een arrest van het Hof van Beroep te Gent van 9 november 2009.
– Laten uitschijnen dat de klant te maken heeft met de concurrerende onderneming waarbij verwarring wordt gesticht;
– Verspreiding van valse berichtgeving;
– Systematisch afwerven van personeel;
– Het aanzetten tot contractbreuk vanwege de klant (de zogenaamde derde-medeplichtigheid aan contractbreuk);
Zie wat deze laatste categorie betreft een arrest van het Hof van Beroep te Gent van 9 februari 2009.
Het afwerven van cliënteel kan bestreden worden o.a. door het instellen van een stakingsvordering en het vorderen van een schadevergoeding.