Nummer met lokaal tarief

Niet-concurrentiebeding bij aandelenoverdracht

Onze advocaten zijn gespecialiseerd in Ondernemingsrecht.

Contacteer ons via het online formulier of bel ons kantoor te Gent, Antwerpen of Brussel.

(Opgenomen onder het artikel: Niet-concurrentiebeding)

Nr. C.14.0008.F

1. MAISON VICTOR bvba,
2. L & T CONCEPT bvba,
eiseressen,

tegen

1. L. M. en
2. B. S.,

Mr. Jacqueline Oosterbosch, advocaat bij het Hof van Cassatie.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Luik van 13 december 2012.

Bij beschikking van 7 mei 2015 heeft de eerste voorzitter beslist dat de zaak in voltallige zitting zal worden behandeld.

Advocaat-generaal Thierry Werquin heeft op 5 juni 2015 een conclusie neergelegd ter griffie.

Raadsheer Marie-Claire Ernotte heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Thierry Werquin heeft geconcludeerd.

II. CASSATIEMIDDELEN

De eiseressen voeren twee middelen aan.

Eerste middel

Geschonden wettelijke bepalingen
– de artikelen 6, 900, 1101, 1108, 1131, 1134, 1156 tot 1164, 1172 en 1660, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek;
– artikel 7 van het decreet van 2-17 maart 1791 tot afschaffing van het gildewezen, zoals het van kracht was op de datum van het arrest en tot de inwerkingtreding van de opheffing ervan door artikel 3 van de wet van 28 februari 2013 tot invoering van het Wetboek van economisch recht;
– algemeen rechtsbeginsel van de contractuele vrijheid (wilsautonomie), neergelegd in de artikelen 6, 1131 en 1134 van het Burgerlijk Wetboek;
– algemeen rechtsbeginsel van de vrijheid van handel en nijverheid, neergelegd in artikel 7 van voornoemd decreet van 2-17 maart 1791;
– artikel 149 van de Grondwet.

Aangevochten beslissingen

Het arrest verklaart de vordering van de eiseressen niet-gegrond op grond dat het concurrentiebeding in artikel 9 van de overeenkomst van de partijen niet geldig is en veroordeelt de eiseressen tot de kosten van de beide aanleggen.

Het arrest grondt die beslissingen op de onderstaande redenen:

Overwegend als volgt:

“Het geschil is thans beperkt tot de ene vraag betreffende de toepassing van een in de overeenkomst tot aandelenoverdracht vervat strafbeding dat als volgt is gesteld:
‘Artikel 9. Niet-concurrentie
De overdrager aanvaardt dat hij rechtstreeks of onrechtstreeks geen enkele activiteit van exploitatie, van beheer of van consultancy zal uitoefenen die in concurrentie staat met de huidige activiteiten van de vennootschap.
Dit concurrentiebeding zal gelden voor een periode van drie jaar te rekenen van de datum van overdracht van de deelbewijzen.
Het zal gelden in België en in het buitenland.
In geval van miskenning van dit concurrentiebeding zal de overdrager jegens de overnemers een forfaitaire vergoeding van 25.000 euro per vastgestelde overtreding verschuldigd zijn.'”
en:
“Het komt eerst en vooral erop aan uit de maken of het concurrentiebeding waarop de [eiseressen] hun aanspraak gronden, geoorloofd is”,
en verklaart dat beding niet-geldig, om de volgende redenen:
“Reeds in 1950 schreef Madeleine Gevers: ‘Le principe fondamental, admis tant en France qu’en Belgique, c’est que les clauses de non-concurrence ne peuvent imposer au vendeur plus que ce que lui impose son obligation légale de garantie : celle-ci constitue la restriction maxima à la liberté du commerce et toute restriction supplémentaire porterait atteinte à cette liberté d’une manière contraire à l’ordre public. Elle serait par conséquent nulle par application de l’article 6 du Code civil, sa nullité laissant évidemment subsister la garantie de droit du vendeur’ (noot onder Gent, 21 januari 1950, R.C.J.B., 290);
Om naar Belgisch recht geldig te zijn, moet een concurrentiebeding beperkt zijn in de tijd, in de ruimte en met betrekking tot de bedoelde activiteiten: de beperkingen op het recht om concurrentie aan te doen moeten redelijk zijn en niet ertoe leiden dat een economische operator de mogelijkheid wordt ontzegd om een activiteit uit te oefenen wat strijdig zou zijn met artikel 2 van het decreet d’Allarde van 2-17 maart 1791 (Pasin., 1790-1791, 230), dat van openbare orde is (Verslype, J.-Y., Éviter le débauchage et la fuite du personnel, approche en droit du travail et en droit commercial, Brussel, Kluwer, 2003, 88; Van Ryn, J., en Heenen, J., Principes de droit commercial, deel I, 2de uitgave, Brussel, Bruylant, 1976, p. 224; Forges, M., T.P.D.C., deel. I, 2de uitgave, 2009, nr. 1161, p. 957; Luik, 17 maart 2008, J.L.M.B., 2009, 372);
Het is ook aangewezen acht te slaan op de mededeling van de Europese Commissie betreffende beperkingen die rechtstreeks verband houden met en noodzakelijk zijn voor de totstandbrenging van concentraties (2005/C56/03). Die mededeling is weliswaar niet rechtstreeks toepasselijk in het Belgisch recht, maar vermeldt beginselen, waarop de Belgische rechter zich kan inspireren, ook al is uitsluitend het Belgische recht van toepassing;
Die beginselen onderwerpen ook de geldigheid van elk concurrentiebeding aan de drievoudige beperking in de tijd (maximum drie jaar), de ruimte (klandizie- of prospectiegebied) en de bedoelde activiteiten;
Die mededeling vermeldt:
‘19. Dergelijke niet-concurrentiebedingen zijn evenwel slechts gerechtvaardigd door de legitieme doelstelling van de totstandbrenging van de concentratie, wanneer de duur, het geografische toepassingsgebied en de materiële en personele reikwijdte ervan niet verder gaan dan wat redelijkerwijs daartoe noodzakelijk kan worden geacht.
20. Niet-concurrentiebedingen zijn gerechtvaardigd voor perioden van maximaal drie jaar wanneer de overdracht van de onderneming de overdracht van de klantentrouw in de vorm van zowel handelsfonds als knowhow omvat. Wanneer die bedingen uitsluitend op het handelsfonds betrekking hebben, zijn zij voor perioden van maximaal twee jaar gerechtvaardigd.
22. De geografische reikwijdte van een niet-concurrentiebeding moet worden beperkt tot het gebied waarin de verkoper vóór de overdracht de betrokken producten of diensten heeft aangeboden, daar de koper geen bescherming tegen concurrentie door de verkoper behoeft in gebieden waar de verkoper voordien niet actief was. De geografische reikwijdte kan worden uitgebreid tot de gebieden die de verkoper voornemens was te betreden op het tijdstip van de operatie, op voorwaarde dat hij reeds in de voorbereiding van dit project had geïnvesteerd.
23. Evenzo dienen niet-concurrentiebedingen beperkt te blijven tot producten (waaronder verbeterde versies of aanpassingen van producten, alsmede de opvolgers ervan) en diensten die de economische activiteit van de overgedragen onderneming vormen. Dit kan producten en diensten omvatten die op het tijdstip van de transactie in een gevorderd ontwikkelingsstadium waren of producten die al volledig ontwikkeld zijn, maar nog niet op de markt zijn gebracht. Bescherming tegen concurrentie van de verkoper op product- of dienstenmarkten waarop de overgedragen onderneming vóór de overdracht niet actief was, wordt niet als noodzakelijk beschouwd’;
In deze zaak is het beding onvoldoende duidelijk met betrekking tot de activiteiten waarop het doelt;
Er wordt immers verwezen naar de ‘huidige activiteiten van de vennootschap’ Établissements Luc Magermans waarvan het doel bestond in de exploitatie van ateliers voor algemene mechaniek, metaalconstructie en -herstellingen, alsook in de fabricatie van artikelen in smeedijzer, studiebureauprestaties voor machine- en werktuigontwerp en ‘op algemene wijze alle industriële operaties’;
Uit het beding kan niet met duidelijkheid worden opgemaakt of het betrekking heeft op alle dienstprestaties die niets te maken hebben met de constructie of met de herstelling van metalen voorwerpen (schilderwerk, onderhoud, vervoer…), de levering of plaatsing van stukken die niet in een atelier voor algemene mechaniek werden bewerkt of hersteld en ten slotte de uitvoering van werven van geringe omvang die geen enkel belang meer hebben voor de vennootschap Établissements Luc Magermans aangezien deze, reeds bij de wijziging van het aandeelhouderschap, de keuze heeft gemaakt om zich uitsluitend te richten op de industriële operatoren en de montage-activiteit in de eigenlijke zin op te geven;
Indien het beding uitgelegd zou moeten worden in die zin, zou het geacht moeten worden buitensporig te zijn daar het [de verweerder] de mogelijkheid zou ontzeggen om, zelfs buiten de exploitatie van een atelier voor algemene mechaniek, prestaties te realiseren die de naamloze vennootschap Établissements Luc Magermans, waarvan de benaming op 26 juli 2006 werd gewijzigd in Technosteel, beslist had niet langer uit te oefenen;
Bijgevolg is niet voldaan aan de voorwaarde betreffende de bedoelde activiteiten. Het beding is niet alleen onduidelijk, maar ook indien het uitgelegd zou moeten worden in de zin die [de eiseressen] voorstellen, namelijk dat het slaat op alle activiteiten in de ferrosector, ook al worden ze uitgeoefend buiten het runnen van een atelier voor mechanische constructie en herstelling, zou het geacht moeten worden onredelijk en disproportioneel te zijn.
Tot slot, in zoverre het territoriale gebied van het beding slaat op het Belgisch grondgebied ‘en het buitenland’, zonder de minste beperking, is het onrechtmatig, en zulks, te meer daar het adressenbestand van de voormalige klanten van de vennootschap Établissements Luc Magermans het bestaan vermeldt van 641 Belgische klanten, twee Luxemburgse klanten, twee Nederlandse klanten en twee Franse klanten, een Pakistaanse klant;
De [eiseressen] betogen tevergeefs dat de gevolgen van dat beding, dat duidelijk is, beperkt zouden moeten worden tot het grondgebied waarop de vennootschap Établissements Luc Magermans haar activiteiten ontwikkelde op de dag van de overdracht van de aandelen.
Immers, ‘het staat niet aan een rechter, die een concurrentiebeding ongeoorloofd verklaart, er een beperkt gevolg aan te geven’ (Cass., 3 februari 1971, AC, 1971, 538);
Het concurrentiebeding is bijgevolg niet geldig en mag bijgevolg niet worden toe-gepast. De kwestie van de vergoedende of dwingende aard van het beding hoeft zelfs niet te worden aangesneden. De vordering van de [eiseressen] berust op geen enkele andere grondslag en moet bijgevolg gewoonweg worden verworpen.”

Grieven

(…)

Tweede onderdeel (subsidiair)

1. Wanneer een concurrentiebeding ongeoorloofd wordt bevonden wegens de buitensporige aard van de duur ervan, het type bedoelde activiteiten of de geografische reikwijdte ervan, kan de rechter de gedeeltelijke nietigheid ervan uitspreken, en bijgevolg weigeren gevolg eraan te geven in zoverre het dergelijke termijn, dergelijke type activiteit of dergelijk grondgebied te buiten gaat, indien het in de geest van de partijen, geen ondeelbaar geheel vormt (artikelen 6, 900, 1101, 1108, 1131, 1134, 1156, 1172 en 1660, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek).

2. Het arrest dat, enerzijds erop wijst, en dit als beginsel stelt, dat concurrentiebedingen beperkt moeten zijn in de tijd, in de ruimte en met betrekking tot de bedoelde activiteiten, en vervolgens, anderzijds, vaststelde dat het litigieuze beding een duurtijd van drie jaar had, dat het, in een mogelijke uitlegging, als buitensporig moest worden beschouwd in het licht van de bedoelde activiteiten en dat het geen enkele territoriale beperking bevatte, heeft dus niet naar recht kunnen beslissen dat de [eiseressen] tevergeefs betogen dat de gevolgen van het litigieuze beding beperkt zouden moeten worden tot het grondgebied waarop de vennootschap Établissements Luc Magermans haar activiteiten ontwikkelde op de dag van de overdracht van de aandelen, en daartoe te steunen op de onbestaande algemene regel “dat […] het niet [staat] aan een rechter, die een concurrentiebeding ongeoorloofd verklaart, er een beperkt gevolg aan te geven” zodat het litigieuze beding in zijn geheel moet worden vernietigd (schending van de artikelen 6, 900, 1101, 1108, 1131, 1172, 1660, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek en 7 van het decreet van 2 en 17 maart 1791).

3. Minstens stelt het arrest, dat in deze zaak niet nagaat of het litigieuze beding, in de gemeenschappelijke intentie van de partijen, een ondeelbaar geheel vormde, zodat enkel de volledige nietigheid ervan kon worden uitgesproken, het Hof niet in staat zijn wettigheidstoetsing uit te oefenen in het licht van de hierboven vermelde wetsbepalingen. Het is derhalve niet regelmatig met redenen omkleed (schending van artikel 149 van de Grondwet)

III. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

Eerste middel

Tweede onderdeel

Krachtens artikel 7 van het decreet van 2 en 17 maart 1791 tot afschaffing van het gildewezen, dat van toepassing is op het geschil, staat het aan eenieder vrij, naar goeddunken, elke handel te drijven of elk beroep, bedrijf of ambacht uit te oefenen.

Die bepaling, die zich verzet tegen een ongeoorloofde beperking van de vrijheid van handel en ondernemen, is van openbare orde.

Het beding dat een buitensporige beperking van de concurrentie oplegt met be-trekking tot het voorwerp, het grondgebied of de duur, is bijgevolg nietig.

Indien de gedeeltelijke vernietiging van een dergelijk beding mogelijk is, kan de rechter de nietigheid ervan beperken tot het gedeelte dat strijdig is met de openbare orde, voor zover het behoud van het gedeeltelijk vernietigde beding beantwoordt aan de bedoeling van de partijen.

Het arrest overweegt dat:

– in zoverre het concurrentiebeding zonder enige beperking slaat op het buiten-land, het rechtsmisbruik oplevert;
– de eiseressen tevergeefs betogen dat de gevolgen van dat beding, dat duidelijk is, beperkt zouden moeten worden tot het grondgebied waarop de vennoot-schap Établissements Luc Magermans haar activiteiten ontwikkelde op de dag van de overdracht van de aandelen;
– het immers niet aan een rechter staat, die een concurrentiebeding ongeoorloofd verklaart, er een beperkt gevolg aan te geven;
– het concurrentiebeding bijgevolg niet geldig is en bijgevolg niet mag worden toegepast.

Met die absolute redenen verantwoordt het arrest niet naar recht zijn beslissing om elke beperking van de nietigheid uit te sluiten van het beding waarvan geoordeeld is dat het onrechtmatig is.

Het onderdeel is gegrond.

Het eerste onderdeel van het eerste middel, noch het tweede middel hoeven nader onderzocht te worden. Ze kunnen immers niet tot ruimere cassatie leiden.

Dictum
Het Hof,

Vernietigt het bestreden arrest, behalve in zoverre dat het hoofdberoep ontvanke-lijk verklaart.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeel-telijk vernietigde arrest.

Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over;

Verwijst de aldus beperkte zaak naar het hof van beroep te Bergen.

Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, eerste kamer, te Brussel, door eerste voorzitter ridder Jean de Codt, afdelingsvoorzitter Christian Storck, de raadsheren Alain Smetryns, Koen Mestdagh, Martine Regout, Geert Jocqué, Michel Lemal, Bart Wylleman en Marie-Claire Ernotte, en in openbare en voltallige terechtzitting van 25 juni 2015 uitgesproken door eerste voorzitter ridder Jean de Codt, in aan-wezigheid van advocaat-generaal Thierry Werquin, met bijstand van griffier Patricia De Wadripont.

Vond U dit artikel nuttig? Bedank ons met een review op google!
Gent
Antwerpen!

Kantoren

Gent

Brugsevaart 32

9030 Gent

+32 (0)9 349 61 23

Antwerpen

Brusselstraat 51

2018 Antwerpen

+32 (0)3 369 12 72

Brussel

Koloniënstraat 11

1000 Brussel

+32 (0)2 669 09 14