Nummer met lokaal tarief

Arbitrage na verborgen gebrek bij expertise

Onze advocaten zijn gespecialiseerd in Vastgoedrecht.

Contacteer ons via het online formulier of bel ons kantoor te Gent, Antwerpen of Brussel.

INZAKE:

Mevrouw D.M.,

Eiseres,

TEGEN:

De nv L.,

verweerster,
vertegenwoordigd door Mter Herman Van Maldeghem,

In deze zaak in beraad genomen op 6 maart 2014 spreekt de rechtbank het volgende vonnis uit:

Hierbij werd rekening gehouden met de in regelmatige vorm voorgelegde stukken van de rechtspleging, onder meer:

– Het exploot van dagvaarding, betekend door gerechtsdeurwaarder Glenn Wouters in vervanging van gerechtsdeurwaarder Philippe Mormal op 25 maart 2009;
– het tussenvonnis van 22 mei 2009 tot aanstelling van de gerechtsdeskundige R.;
– het tussenvonnis van 11 december 2009 tot consignatie en vrijgave van het voorschot;
– het tussenvonnis van 14 januari 2011 tot toezicht van het verloop van de expertise;
– het tussenvonnis van 14 oktober 2011 tot verlenging van termijnen van het deskundig onderzoek;
– het definitief verslag van gerechtsdeskundige R., neergelegd ter griffie op 26 september 2012;
– de beschikking met dagbepaling conform artikel 747 § 2 Ger. W. van 23 november 2012;
– de besluiten (2 ex.) voor eiseres, respectievelijk neergelegd op 3 januari 2013 en 2 september 2013;
– de eerste conclusie en syntheseconclusie voor verweerster, respectievelijk neergelegd op 16 april 2013 en 3 januari 2014;
– de stukkenbundel van eiseres, neergelegd ter zitting van 6 maart 2014;
– de stukkenbundel van verweerster, neergelegd ter griffie op 10 februari 2014.

Bij toepassing van artikel 748bis Ger. Wet. wordt enkel met de laatste synthesebesluiten rekening gehouden.

De procedure verliep met inachtname van de bepalingen van de wet van 15 juni 1935 en de aanvullende wetten op het gebruik der talen in gerechtszaken.

De rechtbank heeft de middelen en conclusies van partijen gehoord tijdens de openbare zitting van 6 maart 2014 waarna de debatten werden gesloten en de zaak in beraad werd genomen.

I. DE FEITEN EN PROCEDURELE VOORGAANDEN

De belangrijkste feiten en voorafgaanden relevant voor de beoordeling van huidige zaak en zoals zij uit de door partijen neergelegde conclusies en stukken alsook uit het rechtsplegingsdossier blijken, kunnen als volgt worden samengevat:

Partijen sloten op 5 december 2006 een overeenkomst, onder toepassing van de wet Breyne, tot verkoop van een gebouw in aanbouw gelegen te Merchtem, Kouter 9.

Mevrouw M. heeft in september 2006 de sleutels ontvangen en heeft in de daaropvolgende maanden vochtproblemen ondervonden. De nv L. heeft werken laten uitvoeren met het oog op de oplossing van het probleem.

In december 2008 stelde mevrouw M. opnieuw vast dat er water in haar woning binnen sijpelde.

Nv L. besloot dat het vochtprobleem het gevolg is van condensatie wegens onvoldoende verluchting door mevrouw M.

Mevrouw M. kon hiermede niet akkoord gaan en zij verzocht architect L. om een onderzoek te voeren; deze laatste besloot tot een algemeen conceptiefout in hoofde van de nv L. ingevolge een algemene slechte isolatie.

Nadat gerechtsdeurwaarder Wouters waterschade bij mevrouw M. heeft vastgesteld en de nv L. verder haar aansprakelijkheid bleef betwisten, ging mevrouw M. over tot dagvaarding.

Bij tussenvonnis van 22 mei 2009 werd de heer Rowies als gerechtsdeskundige aangesteld met als opdracht de vochtproblemen te onderzoeken, de herstellingswijze te beschrijven en de kostprijs van de herstelling te bepalen alsmede de eventuele minwaarde.

De gerechtsdeskundige heeft zijn verslag op 26 september 2012 ter griffie neergelegd en besluit tot een vochtproblematiek in de leefruimte ter hoogte van de overgang plint/vloer evenals een koude brugprobleem langsheen dezelfde oppervlakte vloer/plint.

De nv L. wordt uitgenodigd de herstellingen uit te voeren, doch blijkbaar is dit niet gebeurd.

De gerechtsdeskundige bepaalt de kostprijs voor de herstellingswerken op 4.106,44 € en de genotsderving op 500,00 €.

II. DE VORDERINGEN

De vordering van mevrouw M. strekt ertoe verweerster te horen veroordelen:

• de werken uit te voeren zoals aangegeven door de deskundige, dit binnen de 30 dagen na de betekening van het vonnis, hem hiertoe te dwingen en dat bij gebreke haar te machtigen deze te doen uitvoeren door de aannemer van haar keuze;
• tot de genotsderving van 500,00 € alsook tot de bijkomende kosten waaronder het PV van de gerechtsdeurwaarder (275,00 €), het geheel te vermeerderen met de wettelijke en gerechtelijke intresten sedert de aanmaning van 4 februari 2009;
• tot het geheel der expertisekosten, zijnde 5.014,24 €
• tot de kosten van het geding, maximale rpv inbegrepen;

Het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De nv L. besluit tot:
• de afwezigheid van rechtsmacht
• de nietigheid van het deskundig verslag
• de laattijdigheid van de vordering
• de ongegrondheid van de vordering

In ondergeschikte orde vordert zij de aanstelling van een nieuwe gerechtsdeskundige.

III. BEOORDELING

De afwezigheid van rechtsmacht

De nv L. verwijst naar een arbitrageclausule in de verkoopsovereenkomst tussen partijen om te besluiten dat deze rechtbank geen rechtsmacht heeft om dit geschil te beslechten.

De overeenkomst tussen partijen bepaalt dat: (vrije vertaling overgenomen uit de conclusie van de nv L.; door mevrouw M. werd geen betwisting gevoerd omtrent de kwaliteit van de vertaling)

De partijen komen overeen om alle geschillen voortvloeiende uit deze overeenkomst te laten bes/echten door middel van arbitrage volgens het arbitragereglement van CEPINA’.’ Het college van arbiters zal samengesteld zijn uit 3 arbiters, aangewezen volgens dit reglement. Dit college zal zijn zetel in Brussel hebben.

De taal van de arbitrage zal Nederlands of Nederlands en Frans terzelfdertijd zijn. Het toepasselijk recht is het Belgisch recht.

De partijen komen overeen dat de arbitrage niet zal voorafgegaan worden door een “mini-trial ( vrij vertaal: mini-proces)” noch een poging tot verzoening.

Het wordt expliciet bepaald dat geen beroep mogelijk is.

De uitspraak beslist welke partij de uiteindelijke kosten van de arbitrage zoals definitief bepaald door het secretariaat van “CEPINA” draagt, tenzij in welke verhouding de kosten worden verdeeld over de partijen.

De koper erkent en aanvaardt expliciet dat de huidige arbitragedausule toepasselijk zal zijn op alle bepalingen van onderhavige koopovereenkomst, het eventuele aannemingscontract en op alle offertes en facturen. Ze erkent tevens voldoende geïnformeerd te zijn over de procedure , consequenties en de kosten verbonden aan dergelijke procedure.

Mevrouw M. repliceert op dit argument als volgt:
1) Huidige procedure heeft geen betrekking op de verkoop maar op verborgen gebreken in de bouw waarop het gemeen recht van toepassing is;
2) De nv L. heeft uitdrukkelijk haar akkoord gegeven met de expertise zodat zij de exceptie van afwezigheid van rechtsmacht niet in limine litis heeft opgeworpen;
3) De nv L. werpt deze exceptie op omdat het deskundig onderzoek voor haar negatief is uitgevallen.

1.
De overeenkomst tussen partijen betreft een overeenkomst tot aankoop van een te bouwen pand en valt onder de toepassing van de wet Breyne.

Deze wet voorziet in haar artikel 7 dat de overeenkomst de nauwkeurige plannen en gedetailleerde bestekken moet omvatten van de werken waarop de overeenkomst betrekking heeft; de wijze waarop en de materialen waarmee deze werken zullen worden uitgevoerd moeten uitdrukkelijk vermeld worden en eventueel of en onder welke voorwaarden  hiervan kan worden afgeweken.
M.a.w. bevat deze verkoopsovereenkomst een aspect overdracht van eigendom doch tevens een aspect aannemingswerken.

Mevrouw M. erkent dat de betwisting betrekking heeft op verborgen gebreken; de rechtbank besluit derhalve dat de betwisting verband houdt met het aspect aannemingswerken van de verkoopsovereenkomst en dat de arbitrageclausule tevens op dit aspect toepasselijk is.

Daarenboven bepaalt de arbitrageclausule dat:

De koper erkent en aanvaardt expliciet dat de huidige arbitrageclausule toepasselijk zal zijn op alle bepalingen van onderhavige koopovereenkomst, het eventuele aannemingscontract en op alle offertes en facturen.

Het was dus duidelijk de bedoeling van partijen om alle geschillen met betrekking tot de bouw van de woning door arbitrage te laten beslechten.

2.
Art. 1682 § 1 Ger. W. (voorheen artikel 1679 § 1) bepaalt:

” De rechter bij wie een geding aanhangig is gemaakt waarop een arbitrageovereenkomst betrekking heeft, verklaart zich, op verzoek van een partij, zonder rechtsmacht, tenzij de overeenkomst ten aanzien van dat geschil niet geldig is of geëindigd is. Op straffe van nietontvankeljkheid, moet de exceptie voor elke andere exceptie of verweer worden voorgedragen ”

Art. 1683 Ger. W. (voorheen artikel 1679 § 2) bepaalt:

Het instellen van een gerechtelijke vordering voor of tijdens een arbitrageprocedure, om voorlopige of bewarende maatregelen te bekomen en het toekennen van dergelijke maatregelen, vormen geen inbreuk op of geen afstand van de arbitrageovereenkomst”.

Mevrouw M. werpt niet op dat de arbitrageovereenkomst niet geldig zou zijn of beëindigd werd.

Aangezien de nv L. reeds in haar eerste conclusie, als eerste argument, de afwezigheid van rechtsmacht heeft opgeworpen, oordeelt de rechtbank dat dit argument “voor elk verweer” werd opgeworpen zodat aan de voorwaarden van artikel 1682 § 1 Ger. W. werd voldaan.

Het akkoord van de nv L. met de expertisemaatregel verandert niets aan haar recht om toepassing te maken van de arbitrageovereenkomst.

Een onderzoekshandeling, zoals een expertise, is een voorlopige maatregel in de zin van artikel 1683 Ger. W. Dit brengt geen nadeel aan de zaak ten gronde, vermits de arbiter de mogelijkheid behoudt om vrij alle elementen door de deskundige beschreven, te beoordelen. Bijgevolg mag een partij zich tot de rechter wenden met het oog op dergelijke maatregel, ondanks het bestaan van een arbitrageovereenkomst.

Zelfs als is de nv L. akkoord gegaan met de aanstelling van een gerechtsdeskundige, betekent dit niet dat zij afstand heeft gedaan van de arbitrageclausule.

3.
In het kader van een arbitrageprocedure zal mevrouw M. het verslag van de gerechtsdeskundige, dat aan de nv L. tegenstelbaar is, aanwenden om haar rechten te laten gelden. Mevrouw M. behoudt dus het voordeel van een verslag.

De rechtbank besluit derhalve tot de afwezigheid van rechtsmacht en geeft, conform artikel 568 in fine Ger. W., de zaak uit handen.

De gerechtskosten

Aangezien de rechtbank geen veroordelend vonnis uitspreekt, in deze stand van zaken in de onmogelijkheid is om te bepalen wie de “in het ongelijk gestelde partij” is voor deze aanleg en zij conform artikel 568 in fine Ger. W. de zaak uit handen moet geven, wordt de beslissing over de gerechtskosten aan de arbiter overgelaten.

OP GROND VAN DEZE REDENEN,
BESLIST DE RECHTBANK,

Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in Gerechtszaken;

Rechtsprekend in eerste aanleg en op tegenspraak;

Verklaart de vordering van mevrouw D.M. onontvankelijk wegens afwezigheid van rechtsmacht.

Dit vonnis werd overeenkomstig artikel 782bis, lid 1 van het gerechtelijk wetboek in buitengewone openbare terechtzitting op 27 maart 2014
uitgesproken door
– mevrouw Fischer, rechter,
– de heer Gysemans, afg. griffier.

Vond U dit artikel nuttig? Bedank ons met een review op google!
Gent
Antwerpen!

Kantoren

Gent

Brugsevaart 32

9030 Gent

+32 (0)9 349 61 23

Antwerpen

Brusselstraat 51

2018 Antwerpen

+32 (0)3 369 12 72

Brussel

Koloniënstraat 11

1000 Brussel

+32 (0)2 669 09 14