Nr. C.15.0111.N
SHANKS VLAANDEREN, met zetel te 9042 Gent (Desteldonk), John Kennedylaan 4410,
eiseres,
vertegenwoordigd door mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1000 Brussel, Quatre Brasstraat 6, waar de eiseres woonplaats kiest,
tegen
GROND- EN KRAANWERKEN MARTENS ANDRE bvba, met zetel te 8490 Jabeke (Zerkegem), Bekegemstraat 34,
verweerster,
vertegenwoordigd door mr. Pierre Van Ommeslaghe, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1050 Brussel, Louizalaan 106, waar de verweerster woonplaats kiest.
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent van 27 juni 2014.
Afdelingsvoorzitter Alain Smetryns heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Christian Vandewal heeft geconcludeerd.
II. CASSATIEMIDDEL
De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.
III. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
Eerste onderdeel
1. Het bewijs van de krachtens een overeenkomst geleverde prestaties betreft het bewijs van feiten en kan geleverd worden met alle middelen rechtens, vermoedens inbegrepen.
2. De appelrechters stellen vast dat:
– de verweerster in maart 2006 grondwerken uitvoerde in opdracht van de eiseres;
– tussen de partijen geen schriftelijke overeenkomst werd opgemaakt;
– de werken door de eiseres aan de verweerster “mondeling werden opgedragen zonder dat [de verweerster] in het bezit was van enige meetstaat, bestekboek, lastenboek of andere plannen”;
– de werken meteen werden aangevat aangezien de eiseres in tijdsnood zat;
– de werken werden uitgevoerd “op aanwijzen en onder toezicht van de werfconducteur van [de eiseres]” en andere betrokkenen waaronder de opdrachtgever;
– de werken op 11 april 2006 werden goedgekeurd en er geen betwisting was nopens de kwaliteit.
3. De appelrechters die oordelen dat de eiseres “bezwaarlijk nog de uitgevoerde hoeveelheid m³ grondverzet kan betwisten gelet op de door [de eiseres] uitgevoerde controle ter plaatse” en op die gronden de vordering ter zake van de door de verweerster in regie uitgevoerde werken gegrond verklaren, miskennen de regels inzake de bewijslastverdeling uit de artikelen 1315 Burgerlijk Wetboek en 870 Gerechtelijk Wetboek niet.
Het onderdeel kan niet worden aangenomen.
Tweede onderdeel
4. Het onderdeel voert in eerste instantie aan dat de appelrechters het protest van de eiseres van de factuur ongegrond hebben verklaard met miskenning van de artikelen 1315 Burgerlijk Wetboek en 870 Gerechtelijk Wetboek die aan de ver-weerster de bewijslast opleggen dat de factuurposten beantwoorden aan de over-eenkomst tussen de partijen en deze door de verweerster ook effectief werden uit-gevoerd.
5. Het bewijs van het bestaan van een overeenkomst kan worden geleverd door zijn uitvoering. Het bewijs van deze uitvoering betreft het bewijs van feiten en kan geleverd worden met alle middelen rechtens, vermoedens inbegrepen.
6. De appelrechters die op grond van de in het antwoord op het eerste onder-deel weergegeven vaststellingen oordelen dat de door de verweerster gefactureer-de werken beantwoorden aan werken die door de verweerster “in regie” werden uitgevoerd op grond van door de eiseres gegeven aanwijzingen en aldus de vorde-ring van de verweerster gegrond verklaren, verantwoorden hun beslissing naar recht.
Het onderdeel kan in zoverre niet worden aangenomen.
7. De appelrechters die oordelen dat de door de verweerster uitgevoerde wer-ken door de eiseres werden opgedragen, spreken daarmee niet de bewering van de eiseres in haar appelconclusie tegen dat bepaalde werken niet werden uitgevoerd.
Het onderdeel kan, in zoverre het de miskenning van de bewijskracht van de ap-pelconclusie van de eiseres aanvoert, niet worden aangenomen.
Dictum
Het Hof,
Verwerpt het cassatieberoep
Veroordeelt de eiseres in de kosten
Bepaalt de kosten voor de eiseres op 904,31 euro.
Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samen-gesteld uit afdelingsvoorzitter Eric Dirix, als voorzitter, de afdelingsvoorzitters Beatrijs Deconinck en Alain Smetryns, en de raadsheren Koen Mestdagh en Koenraad Moens, en in openbare rechtszitting van 14 april 2016 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Eric Dirix, in aanwezigheid van advocaat-generaal Christian Vandewal, met bijstand van griffier Johan Pafenols.