Nummer met lokaal tarief

E-mails geen bewijswaarde bij factuurprotest

Onze advocaten zijn gespecialiseerd in Ondernemingsrecht.

Contacteer ons via het online formulier of bel ons kantoor te Gent, Antwerpen of Brussel.

Hof van Beroep te Gent, 10 maart 2008

Integrale tekst:

in de zaak van:

CSWARE B.V.B.A.,
appellante,

tegen:

D.P.,
geïntimeerde,

velt het Hof het volgend arrest:

Partijen werden gehoord ter openbare terechtzitting in hun middelen en conclusies, alsook werden hun stukken ingezien.

1.

Bij verzoekschrift, neergelegd op 15 februari 2007, heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van 25 maart 2005 en van 24 november 2006 op tegenspraak gewezen door de 3de kamer van de rechtbank van koophandel te Kortrijk (AR. A/2821/04). Het laatste vonnis a quo werd aan appellante betekend op 17 januari 2007.

Feiten en procedure in eerste aanleg

2.

P.D. (hierna: “geïntimeerde”) voerde “consultancy” prestaties uit voor BVBA CSWARE, een informaticabedrijf dat zorgt voor systeem- en netwerkbeheer bij bedrijven (hierna: “appellante”), waarvan hij destijds vennoot was.

Bij dagvaarding, betekend op 6 juli 2004, vorderde geïntimeerde betaling lastens appellante van 10 facturen en/of kostennota’s, verminderd met 2 facturen die hij aan appellante verschuldigd is, van: 13.633,86 EUR (hoofdsom) + 416,32 EUR (9,5% conventionele rente) + 1.363,39 EUR (10% schadebeding) = 15.413,57 EUR.

Appellante vorderde bij tegeneis betaling lastens geïntimeerde van de 2 facturen (die deze laatste erkent verschuldigd te zijn) ten belope van 3.297,35 EUR in hoofdsom, meer 12% conventionele rente, meer 10% schadebeding of 329,73 EUR.

Vooreerst stelt appellante dat er op 25 oktober 2003 was overeengekomen om géén enkele factuur meer te aanvaarden wanneer er niet vooraf een door haar goedgekeurde opdracht of offerte zou worden ondertekend, wat zij per e-mail aan geïntimeerde (die dit ten zeerste betwist) zou hebben medegedeeld.

Verder stelde appellante dat zij na deze datum de thans gevorderde facturen telkens per e-mail heeft geprotesteerd.

geïntimeerde betwist met klem deze e-mails ontvangen te hebben, stellende dat dergelijke stukken achteraf kunnen worden opgemaakt met een afdoende kennis van de electronische mogelijkheden.

Bij het tussenvonnis a quo van 25 maart 2005 verklaarde de eerste rechter de hoofd- en de tegeneis ontvankelijk. Alvorens ten gronde te oordelen stelde hij Ir. Philippe WUYLENS aan als deskundige om de waarachtigheid van de opmaak, de verzending en de ontvangst van de betrokken e-mails te onderzoeken.

Het eindverslag werd door de deskundige op 26 oktober 2005 ter griffie neergelegd.

Bij het eindvonnis a quo van 24 november 2006 verklaarde de eerste rechter de hoofdvordering gegrond en veroordeelde appellante tot betaling aan geïntimeerde van de som van 15.413,57 EUR, meer de gerechtelijke rente aan een rentevoet van 9,5% per jaar op 13.633,86 EUR en aan de wettelijke rentevoet op 1.363,39 EUR, telkens vanaf dagvaarding tot betaling, meer de gedingkosten. De tegenvordering werd als ongegrond afgewezen.

Procedure in hoger beroep

3.

Het hoger beroep werd aangetekend door de oorspronkelijke verweerster. Appellante stelt dat de beweerde manipulatie van haar ingeroepen e-mails géénszins wordt bewezen, zodat de bewijswaarde ervan niet ontkracht wordt. Bedrog moet bewezen worden. Ondergeschikt verzoekt ze machtiging tot getuigenbewijs en/of persoonlijke verschijning van partijen te bevelen.

geïntimeerde vraagt integrale bevestiging van de vonnissen a quo.

Voor de gedetailleerde uiteenzetting van de grieven en argumenten van partijen kan verwezen worden naar de beroepsakte en de conclusies.

Beoordeling

4.

De vraag welke aan de expert werd gesteld was of de e-mail berichten, die van essentieel belang zijn voor de beoordeling van dit geschil, wel degelijk werden verstuurd via interne bedrijfsmail aan geïntimeerde, hem hebben bereikt en door hem werden gelezen.

In zijn expertiseverslag besluit de deskundige o.a.:

“Het mailsysteem van verweerster (= appellante) is een intern systeem dat niet via het internet (world wide web) passeert en derhalve werkt zonder controle van een onafhankelijke internetprovider.” (blz. 4, punt 4a) ;

“Verweerster is beheerder (systeemadministrator) van haar eigen mailserver. Dit impliceert dat verweerster een onvoorwaardelijke toegang heeft tot de mailbox en eigenschappen van alle mailgebruikers. Dit betekent dat verweerster in het mailsysteem kan inloggen onder een andere naam (bv. de naam van eiser) en alle handelingen kan stellen onder een andere naam… M.a.w. gegeven het intern concept van het mailsysteem van verweerster, kan a posteriori niet met technische zekerheid worden besloten dat eiser kwestieuze mails heeft ontvangen en gelezen.” (blz. 5, punt b en blz. 7, besluiten 6a en 6b) ;

“In theorie is het mogelijk dat verweerster in zijn hoedanigheid van systeembeheerder de tijdsklok van de server heeft gemanipuleerd en derhalve e-mails heeft verzonden – al dan niet in eigen naam – met een foute datum. Via een eenvoudig commando kan de klok van een computer willekeurig worden ingesteld en bijv. worden geantidateerd. Vanuit praktisch standpunt is dit minder eenvoudig omdat de systeemklok van de mailserver van toepassing is op alle e-mails van het systeem zodat alle e-mails qua datum gewijzigd worden.” (blz. 5, punt d en blz. 7, besluit 6c).

Waar appellante beweert dat ze bepaalde mailberichten heeft verstuurd naar geïntimeerde waarbij werd “afgesproken” dat geen enkele factuur nog zou worden aanvaard zonder voorafgaande goedkeuring van de opdracht door appellante, of waarbij de betrokken facturen/kostennota’s werden geprotesteerd, moet zij dit bewijzen.

Samen met de eerste rechter leidt het Hof uit de bevindingen van de deskundige af dat appellante niet slaagt in haar bewijslast. De voorgelegde “outprints” van mails (stukken 1 tot 4 appellante) hebben géén bewijswaarde.

5.

Dit oordeel wordt nog versterkt door volgende gegevens:

Het blijkt dat een collega van geïntimeerde, de heer T.B., waarnaar appellante eveneens dergelijke mail zou hebben verstuurd, deze evenmin heeft ontvangen (stuk 24 geïntimeerde).

Ook werden bepaalde facturen en kostennota’s die werden opgemaakt in de periode oktober 2003 – januari 2004 (dus ná de beweerde e-mail van 25 oktober 2003), wél zonder voorbehoud betaald door appellante niettegenstaande ook voor deze nota’s vooraf nooit bestelbons waren opgemaakt en goedgekeurd en deze evenmin waren ondertekend (stukken 16 tot 22 geïntimeerde).

Tenslotte is appellante slechts met het “verslag” en de beweerde protestberichten (stukken 1 tot 4 appellante) naar voor gekomen ná dagvaarding.

6.

De laatste facturen van geïntimeerde (zijn stukken 2 tot 5) en kostennota’s (stukken 8 tot 13) bleven onbetaald. Appellante bewijst niet deze ooit tijdig als handelaar geprotesteerd te hebben, zelfs niet nadat zij 2 formele ingebrekestellingen tot betaling van resp. 21 april 2004 en 9 juni 2004 (stukken 14-15 geïntimeerde) had ontvangen.

Geïntimeerde legt zijn factuurboek voor waaruit blijkt dat de facturen er regelmatig zijn ingeschreven op hun datum (stuk 27 geïntimeerde). De kostennota’s moesten niet worden opgenomen in de boekhouding, vermits het enkel de terugbetaling betrof van door geïntimeerde voor appellante voorgeschoten en bewezen kosten (stukken 28 en 31 geïntimeerde).

Verkeerdelijk stelt appellante dat geïntimeerde de bewijslast zou hebben omtrent het beweerde “bedrog” inzake de mailberichten. Het is integendeel aan appellante om haar “afspraken” en “protesten” te bewijzen door opmaak, verzending en ontvangst van de ingeroepen mails aan te tonen.

Het Hof acht verdere onderzoeksmaatregelen naar het al dan niet verstuurd en ontvangen zijn van de beweerde mails niet meer opportuun, vermits een deskundige (die ook alle betrokken personen kon horen en het concrete systeem heeft onderzocht) reeds grondig deze vraag heeft geanalyseerd.

De oorspronkelijke eis van geïntimeerde is aldus gegrond bij gebrek aan bewezen protest van de openstaande facturen/kostennota’s. Het hoger beroep is ongegrond.

O M D E Z E R E D E N E N
H E T H O F:

Rechtdoende op tegenspraak ;

Gelet op art. 24 van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken ;

Verklaart het hoger beroep ontvankelijk, doch ongegrond ;

Bevestigt de bestreden vonnissen ;

Veroordeelt appellante tot de gedingkosten van de beroepsprocedure, vereffend in hoofde van geïntimeerde op 1.100,00 EUR rechtsplegingsvergoeding hoger beroep (K.B. 26 oktober 2007) ;

Aldus gewezen en uitgesproken in openbare terechtzitting van het Hof van beroep te Gent, ZEVEN bis KAMER, zitting houdende in burgerlijke zaken, van TIEN MAART TWEEDUIZEND EN ACHT.
Aanwezig :
Frank DESCHOOLMEESTER Raadsheer, alleenrechtsprekend,
Frank JODTS Griffier,

Vond U dit artikel nuttig? Bedank ons met een review op google!
Gent
Antwerpen!

Kantoren

Gent

Brugsevaart 32

9030 Gent

+32 (0)9 349 61 23

Antwerpen

Brusselstraat 51

2018 Antwerpen

+32 (0)3 369 12 72

Brussel

Koloniënstraat 11

1000 Brussel

+32 (0)2 669 09 14