Vluchtmisdrijf niet bewezen door ontkenning
Artikel 33, § 1, Wegverkeerswet stelt de bestuurder van een voertuig strafbaar die, wetend dat dit voertuig oorzaak van, dan wel aanleiding tot een ongeval op een openbare plaats is geweest, de vlucht neemt om zich aan de dienstige vaststellingen te onttrekken, zelfs wanneer het ongeval niet aan zijn schuld te wijten is.
Het morele bestanddeel van het misdrijf moet op het ogenblik van de vlucht aanwezig zijn.
Het vonnis oordeelt dat de bedoeling om zich aan de dienstige vaststellingen te onttrekken kan worden afgeleid uit de verklaring van de eiser die, toen hij door de politie naar de plaats van het ongeval werd teruggevoerd na zich eerst vandaar te hebben verwijderd, ontkende dat hij de bestuurder van het verongelukte voertuig was.
Het vonnis wijst er echter eveneens op dat de eiser kan hebben beslist de plaats van het ongeval te verlaten, wegens de plaatsgesteldheid, het tijdstip en het ontbreken van communicatiemiddelen.
De correctionele rechtbank heeft dus niet vastgesteld dat de bedoeling om zich aan de dienstige vaststellingen te onttrekken aanwezig was op het ogenblik dat de eiser besloot de plaats van het ongeval te verlaten, en evenmin heeft ze vastgesteld dat de vlucht gebeurde vanaf de plaats waar de bevoegde agenten de veroorzaker van het ongeval konden aantreffen.
De rechters konden het vluchtmisdrijf niet bewezen achten, omdat zij aldus het materiële van het morele bestanddeel van het misdrijf hebben gescheiden.