Nr. P.15.0703.N
T Y M C S,
beklaagde,
eiser,
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis in hoger beroep van de correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, van 15 april 2015.
In een eerste memorie voert de eiser grieven aan.
In een tweede memorie die aan dit arrest is gehecht, voert de eiser een middel aan.
Raadsheer Alain Bloch heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Luc Decreus heeft geconcludeerd.
II. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
Ontvankelijkheid van de eerste memorie
1. Artikel 429, eerste lid, Wetboek van Strafvordering bepaalt onder meer dat de eiser in cassatie zijn middelen slechts kan aanvoeren in een memorie die ondertekend is door een advocaat.
2. Uit die bepaling volgt dat het voor het Hof van Cassatie voor een partij niet langer mogelijk is zich zelf te verdedigen en dat steeds de bijstand van een raadsman vereist is voor het ondertekenen van de memorie. Dat een partij zelf advocaat is, ontslaat haar niet van de verplichting beroep te doen op een raadsman.
3. De memorie die is ondertekend door de eiser in persoon en niet door een raadsman, is niet ontvankelijk.
Middel
4. Het middel voert schending aan van artikel 85 Strafwetboek en artikel 29, § 4, Wegverkeerswet: het bestreden vonnis oordeelt dat het de aanwezigheid van verzachtende omstandigheden niet kan onderzoeken omdat artikel 100 Strafwetboek de toepassing van artikel 85 van dat wetboek uitsluit; nochtans is de telastlegging A (onopzettelijke slagen en verwondingen bij een verkeersongeval) vatbaar voor contraventionalisering en zijn de telastleggingen D (weigering bloedproef) en F (vluchtmisdrijf) inbreuken op de Wegverkeerswet waarbij artikel 29, § 4, van die wet toelaat verzachtende omstandigheden in aanmerking te nemen.
5. Krachtens artikel 100 Strafwetboek is de toepassing van verzachtende omstandigheden niet mogelijk voor de straffen door bijzondere wetten bepaald, in-dien deze wetten niet uitdrukkelijk vermelden dat artikel 85 Strafwetboek mag worden toegepast.
De Wegverkeerswet vermeldt niet uitdrukkelijk dat artikel 85 Strafwetboek mag toegepast worden op de straffen bepaald in die wet.
6. Wat betreft het uitsluiten van verzachtende omstandigheden met toepassing van artikel 85 Strafwetboek op de straffen bepaald in de Wegverkeerswet, is het bestreden vonnis naar recht verantwoord.
In zoverre kan het middel niet aangenomen worden.
7. Artikel 29 Wegverkeerswet bepaalt de geldboeten die van toepassing zijn op overtredingen van de reglementen uitgevaardigd op grond van die wet.
Artikel 29, § 4, eerste lid, Wegverkeerswet bepaalt: “In geval van verzachtende omstandigheden kan de geldboete verminderd worden, zonder dat ze minder dan één euro mag bedragen.”
8. Hieruit volgt dat het aannemen van verzachtende omstandigheden overeenkomstig artikel 29, § 4, Wegverkeerswet enkel betrekking heeft op veroordelingen wegens overtredingen van de reglementen uitgevaardigd op grond van de Weg-verkeerswet en niet op de inbreuken op de bepalingen van de Wegverkeerswet zelf.
In zoverre het middel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het naar recht.
9. Het beroepen vonnis legde met toepassing van artikel 65, eerste lid, Straf-wetboek voor de ten laste gelegde feiten A en B samen de zwaarste straf op, namelijk deze bepaald voor de telastlegging A, zijnde het misdrijf bedoeld in artikel 420 Strafwetboek. De straffen bepaald door dat laatste artikel kunnen overeenkomstig artikel 85 Strafwetboek worden verminderd indien verzachtende omstan-digheden aanwezig zijn.
10. De appelrechters oordelen: “De toepassing van artikel 85 van het Strafwet-boek is uitgesloten ingevolge artikel 100 van het Strafwetboek. De rechtbank kan m.a.w. niet nagaan of er al dan niet verzachtende omstandigheden aanwezig zijn.” Op grond van die reden is de beslissing om voor de straf bepaald voor de telastlegging A en B samen verzachtende omstandigheden uit te sluiten, niet naar recht verantwoord.
In zoverre is het middel gegrond.
Omvang van de cassatie
11. De onwettigheid van de straf uitgesproken voor de telastleggingen A en B samen tast de wettigheid van de schuldigverklaring voor die feiten niet aan.
Ambtshalve onderzoek van de beslissingen op de strafvordering voor het overige
12. De substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen werden in acht genomen en de beslissingen zijn overeenkomstig de wet gewezen.
Dictum
Het Hof,
Vernietigt het bestreden vonnis in zoverre het met bevestiging van het beroepen vonnis de eiser wegens de telastleggingen A en B samen veroordeelt tot straf en tot een bijdrage aan het Slachtofferfonds.
Verwerpt het cassatieberoep voor het overige.
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde bestreden vonnis.
Veroordeelt de eiser tot drie vierden van de kosten en houdt de overige kosten aan waarover de verwijzingsrechter zal dienen uitspraak te doen.
Verwijst de aldus beperkte zaak naar de correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen, anders samengesteld.
Bepaalt de kosten in het geheel op 162,25 euro.
Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samengesteld uit voorzitter Paul Maffei, als voorzitter, de raadsheren Filip Van Volsem, Alain Bloch, Erwin Francis en Sidney Berneman, en op de openbare rechtszitting van 22 maart 2016 uitgesproken door voorzitter Paul Maffei, in aanwezigheid van advocaat-generaal Luc Decreus, met bijstand van griffier Frank Adriaensen.