Dit arrest heeft betrekking op een geschonden verkoopbelofte, oftewel ook optie-overeenkomst genaamd.
De verkoper belooft daarbij gedurende een bepaalde periode bij voorrang het goed te verkopen aan de aangeduide potentiële koper.
In essentie wijst het Hof op het niet-opzegbare karakter van een verkoopbelofte (hetgeen ook mutatis mutandis zou gelden voor een aankoopbelofte). Principieel kan hieraan een schadevergoeding gekoppeld worden. In dit geval werd de clausule voor deze schadevergoeding evenwel onnauwkeurig opgesteld, en beriep de potentiële koper zich voor haar schade enkel daarop, zodat beide vorderingen (ontbinding en schadevergoeding) afgewezen werden.
Samenvatting: De tussen de partijen gesloten “optie-overeenkomst” is een eenzijdige verkoopbelofte die niet het voorwerp kan uitmaken van een vordering tot ontbinding op grond van artikel 1184 B.W. Dit laatste geldt énkel voor wederkerige overeenkomsten.
Een eenzijdige opzegging van eenzijdig contract, zoals de verkoopbelofte, is mogelijk doch énkel wanneer de wet, de bijzondere aard van het contract, een contractueel beding of een algemeen beginsel, zulks toelaat.