Nummer met lokaal tarief

Ontslag door talrijke afwezigheden wegens medische redenen te laat melden

Onze advocaten zijn gespecialiseerd in Contracten.

Contacteer ons via het online formulier of bel ons kantoor te Gent, Antwerpen of Brussel.

(Opgenomen onder het artikel: Willekeurig ontslag)

Nr. S.13.0085.F

JEKATRANS nv,

tegen

P. S.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het arbeidshof te Bergen van 28 november 2012.
Advocaat-generaal Jean Marie Genicot heeft op 12 december 2014 een schriftelijke conclusie neergelegd.
Afdelingsvoorzitter Christian Storck heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Jean Marie Genicot heeft geconcludeeerd.

II. CASSATIEMIDDELEN

De eiseres voert twee middelen aan.

Eerste middel

Geschonden wettelijke bepalingen

– De artikelen 8 en 627, 9°, van het Gerechtelijk Wetboek.

Aangevochten beslissingen

Het arrest bevestigt het vonnis waarbij de eerste rechter zich territoriaal bevoegd verklaarde om kennis te nemen van verweerders vordering.

Het arrest grondt die beslissing op de volgende redenen:

“Krachtens artikel 627, 9°, van het Gerechtelijk Wetboek is tot kennisneming van de vordering alleen bevoegd de rechter van de plaats waar de mijn, de fabriek, de werkplaats, het magazijn, het kantoor gelegen is en in het algemeen, van de plaats die bestemd is voor de exploitatie van de onderneming, de uitoefening van het beroep of de werkzaamheid van de vennootschap, van de vereniging of van de groepering, voor alle geschillen bedoeld in onder meer de artikel 578 van dat wet-boek;
[…] Artikel 627, 9°, heeft dus betrekking op de gevallen waarin de territoriale bevoegdheid van de sociale rechtbank afhangt van de plaats van uitvoering van de prestaties. De wetgever heeft immers arbeidsgeschillen willen concentreren op de werkelijke plaats van uitoefening van het beroep van de werknemer (Verslag Van Reepinghen, p. 223);
Zodra de werkelijke uitoefening van het beroep van de werknemer niet beperkt blijft tot een enkel gerechtelijk arrondissement volgt uit de leer van het Hof van Cassatie (Cass., 28 oktober 1985, Bull., 1986, 230) dat het de werknemer, als eiser, inzake geschillen over de uitvoering van verbintenissen uit een arbeidsovereenkomst, vrij staat zijn werkgever te dagvaarden voor de arbeidsrechtbank van een van die arrondissementen;
Het geschil wegens schending van artikel 627, 9°, van het Gerechtelijk Wetboek, waarvan het Hof had kennisgenomen, betrof weliswaar het geval van een handelsvertegenwoordiger. Dat neemt echter niet weg dat het Hof heeft vastgesteld dat de werknemer zijn beroep van handelsvertegenwoordiger in verscheidene gerechtelijke arrondissementen uitoefende, en vervolgens in algemene bewoordin-gen voor recht heeft gezegd ‘dat het arrest, door te oordelen dat het geding nopens de uitvoering van de verbintenissen voortvloeiende uit een arbeidsovereenkomst, mag worden ingeleid voor welke arbeidsrechtbank ook binnen het rechtsgebied waarvan de werknemer tewerkgesteld is, de in het middel vermelde wetsbepaling niet schendt’;
Daaruit volgt, volgens het [arbeidshof], dat elke werknemer, eiser in rechte, zijn werkgever kan dagvaarden voor een van de arbeidsrechtbanken van de gerechtelijke arrondissementen waarin hij zijn beroepsactiviteit op geregelde wijze uitoefent;
Dat geldt zowel voor handelsvertegenwoordigers als voor de andere werknemers die hun beroepsactiviteit uitoefenen op verschillende plaatsen die tot verschillende gerechtelijke arrondissementen behoren;
Het [arbeids]hof zal dus het beroepen vonnis op dat punt bevestigen.”

Grieven

Artikel 8 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat bevoegdheid de macht van de rechter is om kennis te nemen van een vordering die voor hem is gebracht.

Volgens artikel 627, 9°, van dat wetboek is tot kennisneming van de vordering alleen bevoegd de rechter van de plaats waar de mijn, de fabriek, de werkplaats, het magazijn, het kantoor gelegen is en in het algemeen, van de plaats die bestemd is voor de exploitatie van de onderneming, de uitoefening van het beroep of de werkzaamheid van de vennootschap, van de vereniging of van de groepering, voor alle geschillen bedoeld in onder meer artikel 578 van dat wetboek. Uit de parlementaire voorbereiding van het Gerechtelijk Wetboek volgt dat de wetgever tegelijk de arbeidsgeschillen heeft willen concentreren op de werkelijke plaats van uitoefening van het beroep van de werknemer en de eenheid van rechtspraak inzake arbeidsgeschillen heeft willen bevorderen.

De eiseres voerde in haar aanvullende appelconclusie aan dat de arbeidsrechtbank zich ten onrechte bevoegd achtte op grond van de rechtspraak van het Hof inzake handelsvertegenwoordigers, daar de verweerder een chauffeur-besteller is. De eiseres verwees naar een arrest van het arbeidshof te Antwerpen dat genoemd onderscheid bevestigde. Volgens dat arbeidshof volgt uit artikel 627, 9°, dat enkel de rechter van de vestiging van de werkgever van de beroepsvoetballer waar hij de meeste van zijn activiteiten uitvoert, territoriaal bevoegd is, waarbij de deelname van de voetballer aan wedstrijden in andere gerechtelijke arrondissementen niet voldoende is om te beslissen dat de arbeidsrechtbanken van die arrondissementen bevoegd zijn. De eiseres, die verwees naar een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Luik, voerde het middel aan dat de plaats waarnaar een werknemer op zending wordt gestuurd, die vooraf niet te bepalen valt en door de werkgever eigenmachtig wordt aangeduid, niet kan worden beschouwd als een plaats die dient voor de uitoefening van het beroep van de werknemer. De eiseres voerde aan dat voor de buschauffeurs, het gebied van de door hen afgelegde verschillende trajecten geen doorslaggevend criterium voor de territoriale bevoegdheid van de arbeidsrechtbank is, maar wel de stelplaats van de bus, die de enige vaste en bepaalbare plaats is, aangezien de start naar en terugkeer van het werk elke dag van daaruit gebeurt.

Het arrest verwerpt dat middel van de eiseres op grond dat elke werknemer zijn werkgever kan dagvaarden voor een van de arbeidsrechtbanken van de gerechtelijke arrondissementen waarin hij werkelijk en geregeld zijn beroepsactiviteit uitoefent. Het arrest stelt evenwel niet vast dat verweerders activiteit in het gerechtelijk arrondissement waar de arbeidsrechtbank zich bevindt, een werkelijke en geregelde beroepsactiviteit is. Voor zover het arrest in die zin moet worden uitgelegd dat het arbeidshof het bestaan van een werkelijke en geregelde beroepsactiviteit in dat arrondissement afgeleid heeft uit de aard zelf van verweerders activiteit als chauffeur-besteller, miskent dat arrest het wettelijke begrip “plaats die bestemd is voor de uitoefening van het beroep”, als bedoeld in artikel 627, 9°, van het Gerechtelijk Wetboek. Het is immers niet het gebied van de verschillende trajecten die de verweerder in het hele land aflegt dat dient als doorslaggevend criterium voor de territoriale bevoegdheid van de arbeidsrechtbank. In deze zaak is uitsluitend de exploitatiezetel van de eiseres de plaats die bestemd is voor de uitoefening van het beroep, aangezien dat de enige vaste en bepaalbare plaats is die de eenheid van rechtspraak kan waarborgen die de wetgever in artikel 627, 9°, van het Gerechtelijk Wetboek heeft willen vastleggen.
Het arrest, dat het middel van eiseres met betrekking tot de territoriale bevoegdheid van de arbeidsrechtbank verwerpt zonder vast te stellen dat de verweerder een werkelijke en geregelde beroepsactiviteit uitoefent in het gerechtelijk arrondissement waar de arbeidsrechtbank zich bevindt, verantwoordt niet naar recht zijn beslissing om het beroepen vonnis te bevestigen met betrekking tot de territoriale bevoegdheid van de arbeidsrechtbank (schending van de artikelen 8 en 627, 9°, van het Gerechtelijk Wetboek). Voor zover het arrest het bestaan van een dergelijke beroepsactiviteit afgeleid heeft uit de aard zelf van verweerders activiteit als chauffeur-besteller, miskent het bovendien het wettelijk begrip “plaats die bestemd is voor de uitoefening van het beroep”, als bedoeld in artikel 627, 9°, van het Gerechtelijk Wetboek, alsook de intentie van de wetgever om de eenheid van rechtspraak over geschillen inzake arbeidsovereenkomsten in die bepaling vast te leggen. Het arrest dat het beroepen vonnis om die redenen bevestigt, schendt bij-gevolg de artikelen 8 en 627, 9°, van het Gerechtelijk Wetboek.

Tweede middel

Geschonden wettelijke bepalingen
– artikel 63 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
– de artikelen 1134, 1135, 1315, 1316, 1319, 1320, 1322 en 1341 tot 1348 van het Burgerlijk Wetboek;
– de artikelen 8, 9, 19, 20, 23, 578, 870, 876, 915, 916, 921, 941, 959 en 1042 van het Gerechtelijk Wetboek;
– algemeen rechtsbeginsel van de lijdelijkheid van de rechter, ook beschikkingsbeginsel genoemd, dat neergelegd is in artikel 1138, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek;
– algemeen beginsel van het recht van verdediging.

Aangevochten beslissingen

Het arrest bevestigt het beroepen vonnis dat verweerders rechtsvordering gegrond had verklaard en de eiseres had veroordeeld tot betaling van 10.179,54 euro schadevergoeding wegens willekeurig ontslag;

Het arrest grondt die beslissing op de volgende redenen:

“In deze zaak maakt het formulier C4 melding van een ‘reorganisatie van de dienst’ als verantwoording van de reden voor het ontslag;
Het staat buiten kijf dat die reden geenszins de werkelijke reden is die de [eiseres] ertoe gebracht heeft zich te ontdoen van een arbeider na twee jaar samenwerking;
In deze zaak verwijt de [eiseres] haar werknemer hoofdzakelijk dat hij zijn talrijke afwezigheden wegens medische redenen te laat heeft medegedeeld, met de daaraan verbonden gevolgen van die onvoorbereide vervanging voor de werking van de onderneming, zowel op het vlak van het cliënteel als onder de arbeiders die ‘op het laatste nippertje’ die vervanging moesten verzekeren’;
Uit de stukken van de partijen volgt dat [de verweerder], zolang hij bij de [eiseres] tewerkgesteld was, gedurende de volgende periodes arbeidsongeschikt was: – jaar 2007: van 1 tot 3 maart en van 7 tot 10 november; – jaar 2008: van 2 tot 8 juli, 26 en 27 september en van 4 au 6 december; – jaar 2009: 24 januari tot 8 februari;
Het gaat dus om zes periodes van arbeidsongeschiktheid voor [de verweerder], waarvan vijf van korte duur.
Iedere arbeidsongeschiktheid werd ter kennis van [de eiseres] gebracht door een medisch attest, waarbij het meest recente nog de dag zelf ter kennis werd gebracht (24 januari 2009), vlak na de raadpleging bij zijn arts, rond 17 uur;
De [eiseres] erkent dat [de verweerder] steeds de termijn voor het bezorgen van de medische attesten in acht heeft genomen, zijnde binnen 24 uur na de afwezigheid;
[De eiser] verzuimde echter zijn afwezigheid onmiddellijk aan zijn hiërarchische overste te melden, zodat laatstgenoemde niet in een vervanging kon voorzien en daardoor overhaast moest reageren;
Volgens de [eiseres] werden door dat verzuim de plannings helemaal ontregeld en verslechterden daardoor de relaties met de klanten;
[…] Hoe dan ook, gesteld dat [de door de eiseres overgelegde brief met verwijten van een klant] aan de oorsprong lag van de beslissing om [de verweerder] te ontslaan, zou het op zijn minst toch aangewezen geweest zijn om vooraf zijn uitleg te horen zodat de arbeidsongeschikte werknemer weet waaraan hij zich dient te houden;
Bovendien, hoewel de [eiseres] erover klaagt dat [de verweerder] haar te laat meldde dat hij om medische redenen afwezig was zodat er dan problemen rezen om hem nog inderhaast te vervangen, zal zij pas op 6 april, dus ongeveer twee maanden na het ontslag van de [verweerder], een nieuwe chauffeur-besteller in dienst nemen, en op de koop toe nog vier chauffeurs-bestellers ontslaan in de periode tussen van 9 februari tot eind april 2009;
Dat handelwijze laat vermoeden dat zij over voldoende chauffeurs-bestellers beschikte om een afwezige werknemer te vervangen;
Indien het feit dat de chauffeurs-bestellers onmiddellijk hun afwezigheid wegens ziekte dienden te melden, zó belangrijk was geweest voor de goede werking van de onderneming – wat het [arbeids]hof best kan begrijpen -, dan zou de [eiseres] niet nagelaten hebben dat klaar en duidelijk te vermelden, ofwel in de arbeidsovereenkomst, ofwel in het arbeidsreglement of had zij, op zijn minst, aan haar werknemer, ja zelfs aan al haar werknemers, een brief gericht waarin de verplichtingen van de werknemers over dat precieze punt werden benadrukt;
Artikel 8 van de arbeidsovereenkomst bepaalt weliswaar dat ‘de werknemer, om het voordeel te blijven genieten van de wettelijke bepalingen betreffende het gewaarborgde loon bij ziekte of ongeval in het privéleven, de bedrijfsleider of diens gemachtigde van bij het begin van de eerste werkdag dient in te lichten van zijn arbeidsongeschiktheid (desnoods per telefoon) en hem te melden of hij zich al dan niet kan verplaatsten’ maar het [arbeids]hof dient vast te stellen dat die bepaling niet vereist dat de werknemer zijn afwezigheid wegens arbeidsongeschiktheid onmiddellijk moet melden, maar enkel dat hij de werkgever moet verwittigen op de eerste werkdag volgend op de erkenning van de arbeidsongeschiktheid;
Daaruit volgt dat de grief waarop [verweerders] ontslag gegrond is niet strookt met de eigen vereisten van zijn werkgever, zoals die voortvloeien uit zijn arbeids-overeenkomst;
Volgens het [arbeids]hof is de vervanging van arbeidsongeschikte chauffeurs-bestellers een probleem van interne organisatie van de onderneming die, doordat zij onder haar verschillende chauffeurs-bestellers geen wachtdienst heeft georga-niseerd hoewel zij over voldoende personeel leek te beschikken (gelet op haar talmen om [de verweerder] te vervangen na diens ontslag en ook na het ontslag van vier chauffeurs-bestellers in de periode tussen van 9 februari tot eind april 2009), zelf de eventuele moeilijkheden voor haar klanten en voor haar personeel dat voor de vervanging moest instaan, heeft veroorzaakt;
De [eiseres] klaagt inderdaad over de gevolgen van die afwezigheden voor het cliënteel zonder zelfs maar het minste begin van bewijs in de vorm van een verklaring van dat cliënteel te leveren;
Op dezelfde wijze vermeldt de [eiseres] de problematische verstandhouding met de overige chauffeurs-bestellers die [de verweerder] onverwacht moeten vervangen, zonder zelfs maar het minste begin van bewijs in de vorm van een verklaring van die werknemers te leveren;
Thans vraagt zij het bewijs te leveren van drie feiten waaronder:
1. het ontbreken van de onmiddellijke verantwoording van de afwezigheden, hoewel er geen enkel bewijs wordt geleverd dat vooraf daarop werd geattendeerd;
2. de ontregeling van het werk wegens de moeilijkere organisatie van de planning, hoewel het niet-aanwerven van een nieuwe chauffeur-besteller binnen twee maanden na [verweerders] ontslag, samen met het ontslag van vier chauffeurs-bestellers tijdens dezelfde periode, laat vermoeden dat de vervanging [van de verweerder] geen onoverkomelijk obstakel was voor zijn hiërarchische overste;
3. de gespannen verhouding met zijn collega’s die onverwacht voor zijn vervanging moeten instaan, terwijl geen enkele verklaring wordt bijgevoegd als begin van bewijs;
Het [arbeids]hof oordeelt dat die feiten niet ter zake dienend zijn in zoverre ze, gesteld dat ze bewezen zijn, alsnog geen wettige reden vormen om een werknemer te ontslaan, aangezien de werkgever:
– niet bewijst dat de werknemer een eerdere richtlijn inzake de arbeidsongeschiktheid heeft overtreden;
– voor dat soort toestanden (gewettigde afwezigheden van een werknemer)[…] niet de geschikte organisatorische maatregelen heeft genomen om dat probleem op te lossen.”

Grieven

Eerste onderdeel

Onder willekeurige afdanking wordt, volgens artikel 63 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, verstaan, het ontslag van een werkman die is aangeworven voor een onbepaalde tijd, om redenen die geen verband houden met de geschiktheid of het gedrag van de werkman of die niet berusten op de noodwendigheden inzake de werking van de onderneming, de instelling of de dienst. Onverminderd artikel 39, § 1, zal de werkgever die een voor een onbepaalde tijd aangeworven werkman op willekeurige wijze afdankt, aan deze werkman een vergoeding moeten betalen die overeenstemt met het loon van zes maanden, behalve indien een andere vergoeding is vastgesteld door een door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst.

Artikel 63 sluit uit dat ontslag willekeurig is in de zin van die bepaling wanneer het steunt op een reden die verband houdt met de geschiktheid van de arbeider, ongeacht de gevolgen van diens ongeschiktheid op het werk. In zoverre de reden voor het ontslag steunt op de noodwendigheden van onderneming, heeft de werkgever een ruime beoordelingsmarge om de noodzakelijke maatregelen voor de goede werking van de onderneming op te leggen. Daarbij is de werkgever de enige rechter van de oriëntatie, de organisatie en de strategie van de onderneming of van de waarde van de werkgever. De bodemrechter kan zijn beslissing dienaangaande niet in de plaats stellen van die van de werkgever en de toetsing die hij uitoefent, kan bijgevolg slechts marginaal zijn.

De eiseres voerde in haar aanvullende appelconclusie aan dat de verweerder, hoewel hij de termijn voor het bezorgen van zijn medisch attest naleefde, zijn hierarchische overste niet of te laat inlichtte, dat de eiseres telkens opnieuw verplicht was het schema van de andere chauffeurs op het laatste nippertje aan te passen, dat de laattijdige melding van de frequente afwezigheden de betrekkingen met de collega’s van de verweerder en de organisatie van de dienst aan de klanten verstoorde, dat de eiseres bijgevolg wel verplicht was de arbeidsovereenkomst met de verweerder te beëindigen en dat die redenen het ontslag van de verweerder in de zin van artikel 63 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten verantwoorden. De eiseres voerde ook nog aan dat de transportsector een bikkelharde concurrentie kent, dat de enige mogelijkheid om te overleven erin bestaat een kwaliteitsservice te bieden, aangezien ontevreden klanten een andere partner zoeken die een betere service biedt, en dat de werkgever een ruime beoordelingsmarge heeft om maatregelen op te leggen die noodzakelijk zijn voor de goede werking van de onderneming.
Het arrest stelt evenwel vast dat de eiseres pas ongeveer twee maanden na verweerders ontslag een nieuwe chauffeur-besteller heeft aangeworven en dat de eiseres bovendien nog vier chauffeurs-bestellers heeft ontslagen. Het arrest leidt daaruit af dat de eiseres over voldoende chauffeurs-bestellers beschikte om een afwezige werknemer te vervangen en dat de vervanging van arbeidsongeschikte chauffeurs-bestellers een probleem van interne organisatie van de onderneming is.
Het feit dat de afwezigheden niet onmiddellijk werden verantwoord, de ontregeling van het werk wegens de moeilijkere organisatie van de planning en de gespannen verhouding met verweerders collega’s die onverwacht voor zijn vervanging moeten instaan, gesteld dat die feiten bewezen zijn, vormen volgens het arrest geen wettige reden om de verweerder te ontslaan, aangezien de eiseres niet bewijst dat de werknemer een eerdere richtlijn inzake de arbeidsongeschiktheid heeft overtreden, noch dat zij de geschikte organisatorische maatregelen heeft genomen om dat probleem op te lossen. Daarenboven staat het arrest de eiseres niet toe het bewijs van die feiten te leveren door alle middelen rechtens, met inbegrip van het getuigenbewijs.
Welnu, het arrest dat oordeelt dat verweerders ontslag willekeurig is omdat de eiseres niet de geschikte organisatorische maatregelen heeft genomen om het probleem van de arbeidsongeschikte werknemers op te lossen, stelt zich in de plaats van de werkgever met betrekking tot het beheer van de onderneming, oefent meer dan een marginale toetsing uit van de beslissing van de eiseres en overschrijdt dus de bevoegdheden die het Gerechtelijk Wetboek hem toekent (schending van de artikelen 8, 9, 19, 20, 23 en 578 van het Gerechtelijk Wetboek). Door te eisen dat de eiseres de geschikte organisatorische maatregelen had moeten nemen om het probleem van verweerders afwezigheden en de late mededelingen aan verweerders hiërarchische overste op te lossen, doet het arrest de erkenning van een wettige reden die verweerders ontslag verantwoordt, afhangen van een voorwaarde waarin artikel 63 van de wet van 3 juli 1978 niet voorziet en die evenmin onontbeerlijk is om de wettelijke doelstelling te bereiken, namelijk elk willekeurig ontslag van arbeiders te voorkomen (schending van artikel 63 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten). Bovendien verwerpt het arrest niet naar recht, om de voornoemde redenen, het aanbod van de eiseres om getuigen te horen (schending van de artikelen 1315, 1316, 1341 tot 1348 van het Burgerlijk Wetboek, 870, 876, 915, 916, 921, 941, 959 en 1042 van het Gerechtelijk Wetboek).
(…)

III. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

Eerste middel

Hoewel de eiseres, in haar conclusie voor het arbeidshof, heeft aangevoerd dat de regel op grond waarvan de handelsvertegenwoordiger die tewerkgesteld is in ver-schillende gerechtelijke arrondissementen aan de arbeidsrechtbank van een van die arrondissementen een geschil betreffende zijn arbeidsovereenkomst kan voor-leggen, niet kan worden uitgebreid naar ambulante werknemers, zoals chauffeurs-bestellers, heeft zij daarentegen niet betoogd dat de verweerder in het gerechtelijk arrondissement waarvan hij de arbeidsrechtbank heeft geadieerd geen werkelijke en geregelde beroepsactiviteit heeft uitgeoefend waardoor dat arrondissement zou kunnen worden aangemerkt als plaats die bestemd is voor de uitoefening van het beroep, in de zin van artikel 627, 9°, van het Gerechtelijk Wetboek.

Die bepaling is slechts ten gunste van de werknemer bindend, zodat het middel, dat niet aan het arbeidshof is voorgelegd en dat het niet zelf heeft opgeworpen, nieuw en bijgevolg niet ontvankelijk.

Tweede onderdeel

Eerste middel

Krachtens artikel 63, eerste lid, Arbeidsovereenkomstenwet wordt, voor de toepassing van dat artikel, onder willekeurig ontslag verstaan, het ontslag van een werkman die is aangeworven voor een onbepaalde tijd, om redenen die geen verband houden met de geschiktheid of het gedrag van de werkman of die niet berusten op de noodwendigheden inzake de werking van de onderneming, de instelling of de dienst.

De rechter kan bij beoordeling van de wettigheid van de op de noodwendigheden inzake de werking van de onderneming, de instelling of de dienst gegronde reden voor het ontslag, zijn eigen criteria betreffende de organisatie van die werking niet in de plaats te stellen van die van de werkgever.

Het arrest dat eerst aanneemt dat de eiseres “[de verweerder] verwijt dat hij zijn talrijke afwezigheden wegens medische redenen te laat heeft medegedeeld, met de daaraan verbonden gevolgen van die onvoorbereide vervanging voor de werking van de onderneming, zowel op het vlak van het cliënteel als onder de arbeiders die ‘op het laatste nippertje’ die vervanging moesten verzekeren”, overweegt vervolgens, op grond van de in het middel weergegeven redenen dat “volgens het hof, de vervanging van de arbeidsongeschikte chauffeurs-bestellers een probleem is van interne organisatie van het bedrijf dat, wegens het ontbreken van een wachtdienst bij de diverse chauffeurs-bestellers, terwijl zij over voldoende personeel leek te beschikken […], de eventuele moeilijkheden ten aanzien van het cliënteel heeft veroorzaakt” en dat de eiseres het recht ontzegt het bewijs te leveren van “de ontregeling van het werk wegens de moeilijkere organisatie van de planning” omdat “die feiten, in de onderstelling dat ze bewezen zijn, daarom nog geen wettige reden vormen om een arbeider te ontslaan, wanneer de werknemer […] voor dat soort toestanden […] niet de geschikte operationele maatregelen heeft genomen om dat probleem op te lossen” schendt artikel 63, eerste lid, Arbeidsovereenkomstenwet.

Het onderdeel is gegrond.

De overige onderdelen van het tweede middel hoeven niet nader te worden onderzocht. Ze kunnen immers niet tot ruimere cassatie leiden.

Dictum
Het Hof,

Vernietigt het bestreden arrest, in zoverre het, met bevestiging van het beroepen vonnis, verweerders vordering gegrond verklaart en uitspraak doet over de kosten;
Verwerpt het cassatieberoep voor het overige.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest;

Houdt de kosten aan en laat de uitspraak daaromtrent aan de feitenrechter over;

Verwijst de aldus beperkte zaak naar het arbeidshof Brussel.

Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, derde kamer, te Brussel, door afdelingsvoorzitter Christian Storck, de raadsheren Didier Batselé, Mireille Delange, Michel Lemal en Sabine Geubel, en in openbare terechtzitting van 16 februari 2015 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Christian Storck, in aanwezigheid van advocaat-generaal Jean-Marie Genicot, met bijstand van griffier Patricia De Wadripont.

Vond U dit artikel nuttig? Bedank ons met een review op google!
Gent
Antwerpen!

Verkorte link

https://mijnadvocaten.be/?p=460

Gerelateerde artikels

Sorry, Geen gerelateerde Artikels gevonden.

Kantoren

Gent

Brugsevaart 32

9030 Gent

+32 (0)9 349 61 23

Antwerpen

Brusselstraat 51

2018 Antwerpen

+32 (0)3 369 12 72

Brussel

Koloniënstraat 11

1000 Brussel

+32 (0)2 669 09 14