Door de Woningbouwwet worden in eerste instantie alle mogelijke verkoopovereenkomsten (bouwpromotie-koopovereenkomsten) en alle aannemingsovereenkomsten (bouwpromotie-aannemingsovereenkomsten) geviseerd die strekken tot de eigendomsoverdracht en met de verbintenis tot het bouwen, het doen bouwen of het verschaffen van een te bouwen of in aanbouw zijnde woning of appartement.
Belangrijk: zodra de toepassing van de Wet Breyne is vastgesteld, dient de overeenkomst verplicht de juridische vorm van een ‘verkoop’ of ‘huur van werken en diensten (aanneming)’ aan te nemen (artikel 3 Wet Breyne).
Daarnaast valt ook de belofte om een overeenkomst bedoeld in artikel 1 Woningbouwwet te sluiten onder de toepassing van de Wet.
Een belofte kan immers bij het lichten van de optie leiden tot een volwaardige koopovereenkomst.
Zolang de optie niet werd gelicht, zijn enkel en alleen de artikelen 7, 10, vijfde lid en 13 Wet Breyne van toepassing op de belofte.
Onder belofte moet worden verstaan: een éénzijdige aankoopbelofte, wederkerige beloften, alsook een éénzijdig prijsvoorstel dat in geval van aanvaarding resulteert in een verplichting tot aankoop en tot het opstellen van een overeenkomst. Door de aanvaarding van het voorstel komt immers een definitieve koop tot stand.
Tot slot dient ook de overeenkomst onder opschortende voorwaarde te worden vermeld. Dergelijke overeenkomst bestaat vanaf de ondertekening ervan, doch de uitvoering wordt opgeschort en dit tot het ogenblik waarop de voorwaarde is vervuld.
Indien de overeenkomst onder toepassing van de Wet Breyne valt, dienen alle bepalingen van voornoemde wet te worden nageleefd en zal de miskenning ervan gesanctioneerd worden volgens hetgeen in artikel 13 Wet Breyne is bepaald.