Op het ogenblik van de contractsluiting moet het gaan om een woongelegenheid die nog niet voltooid is.
De bedoeling is dat een voltooide en normaal bewoonbare woongelegenheid wordt afgeleverd.
De verbintenis die de bouwpromotor/aannemer dient na te komen, moet leiden tot een graad van afwerking die de koper in staat stelt om de woongelegenheid op een normale wijze te bewonen.
Deze “normale bewoonbaarheid” heeft in de praktijk al tot talloze discussies aanleiding gegeven. Het betreft andermaal een feitenkwestie.
Enkele vuistregels bij de beoordeling van het begrip ‘normale bewoonbaarheid’:
- Een normaal bewoonbare woongelegenheid moet een bouwkundig genoegzaam voltooide constructie zijn, zijnde een bouwwerk dat zodanig is afgewerkt dat de woongelegenheid geheel wind- en waterdicht is;
- Bijkomend wordt er gekeken naar de comfortinrichting van de woongelegenheid, hetgeen een normale bewoning veronderstelt, zodat er minstens leidingen voor transport van water, gas, elektriciteit, sanitair, enzovoort, aanwezig moeten zijn, alsmede (en onder andere) een geplaatste bevloering en binnenschrijnwerk.
Gaat het om een woonentiteit in een appartementsgebouw, dan moet men tevens beschikken over afgewerkte gemeenschappelijk delen.