Artikel 4 Wet Breyne stipuleert:
“Door de overeenkomst gaan de rechten van de verkoper op de grond en op de bestaande opstallen, met betrekking tot het te bouwen of in aanbouw zijnde huis of appartement, dadelijk op de koper over.”
Deze regeling is dwingend en het staat partijen niet toe om hiervan af te wijken. Een beding van eigendomsvoorbehoud is derhalve in de Woningbouwwet – in tegenstelling tot het gemeen recht – verboden.
Tegenstelbaar aan derden?
Het principe van de onmiddellijke eigendomsovergang geldt tussen de partijen vanaf de ondertekening van de overeenkomst, maar tegenover derden geldt zulks pas vanaf de overschrijving van de authentieke akte op het Hypotheekkantoor.
Dit is belangrijk in het kader van het faillissement van de verkoper-bouwpromotor, vermits de goederen – tot datum overschrijving op het Hypotheekkantoor – tot diens failliete boedel behoren, zodat de bescherming die de Wet Breyne aan de koper wenst te bieden, compleet wordt uitgehold.
Voor meer informatie omtrent bouwpromotoren in financiële moeilijkheden, klik hier.
Wie draag het risico?
De vraagt stelt zich wie het risico draagt indien het reeds gebouwde tenietgaat of beschadigd wordt door bijvoorbeeld extreme weersomstandigheden of brand.
Het antwoord op die vraag ligt vervat in artikel 5 Wet Breyne, hetwelk de artikelen 1788 en 1789 BW van toepassing verklaart.
Samengevat komt het erop neer dat de Woningbouwwet de overgang van het risico uitstelt, minstens tot aan de voorlopige oplevering (van de privatieve delen).
Elk beding in de overeenkomst dat strijdig zou zijn met voormeld principe, wordt voor niet geschreven gehouden.