Wettekst
8.3. Elke bestuurder moet in staat zijn te sturen, en de vereiste lichaamsgeschiktheid en de nodige kennis en rijvaardigheid bezitten.
Hij moet steeds in staat zijn alle nodige rijbewegingen uit te voeren en voortdurend zijn voertuig of zijn dieren goed in de hand hebben.
Lichaamsgeschiktheid en gezondheidstoestand
Wie een voertuig bestuurt, mag zich niet in een gezondheidstoestand bevinden die hem verhindert alle nodige stuurbewegingen uit te voeren.
Het kan de bestuurder evenwel niet verweten worden wanneer de ongeschiktheid zich plots tijdens het rijden voordoet, en de bestuurder op voorhand geen weet had van deze plotse toestand.
Wie regelmatig aan bewustzijnsverlies leidt kan zich evenwel niet op overmacht beroepen. Ook het innemen van geneesmiddelen, waarvan geweten is dat deze een invloed kunnen hebben op het rijgedrag zal geen overmacht uitmaken.