Concessieovereenkomst
De overeenkomst van verkoopconcessie (alleenverkoop) is een overeenkomst waarbij een concessiegever aan de concessiehouder het recht voorbehoudt in eigen naam en voor eigen rekening producten te verkopen, die de concessiegever vervaardigt of verdeelt.
Deze definitief vloeit voort uit artikel 1 §2 van de alleenverkoopwet. Aangenomen wordt dat, hoewel dit artikel verwijst naar de verkoopconcessie “in de zin van de wet”, de uitwerking van deze definitie ook zijn gelding behoudt voor het gemeen recht.
De verkoopconcessie is in essentie een raamovereenkomst waarbinnen de partijen vervolgens opeenvolgende kopen sluiten. Het intentioneel element bestaat erin dat de verdeler de concessiegever inschakelt in het distributiesysteem.
Het bestaan van de overeenkomst kan door alle middelen van recht bewezen worden, waaronder ook het getuigenbewijs en vermoedens. De overeenkomst hoeft dus niet per se schriftelijkopgesteld zijn, maar kan ook mondeling gebeuren en blijken uit de feiten. Ook andere bewijzen zoals e-mails en brieven kunnen aangewend worden.
Voorwaarden concessieovereenkomst
In een vonnis van 25 maart 2007 worden de voorwaarden voor een concessieovereenkomst getoetst, en in het bijzonder de bewijsmiddelen toegelaten om een mondelinge overeenkomst aan te tonen.
Volgende elementen kunnen op het bestaan van een kaderovereenkomst wijzen:
– Het feit dat de concessiegever in brieven en andere stukken naar de verdeler verwijst als zijnde zijn importeur of distributeur.
– Het vaststellen van verkoopobjectieven en bepalen van prijzenpolitiek door de concessiegever.
– Het voorbehouden van een bepaald territorium.
– Het verwijzen naar de verdeler als zijnde “agent” van de opdrachtgever.
– Het toezenden van een ontwerp van concessieovereenkomst zelfs indien dit uiteindelijk niet ondertekend wordt.
– Dat de partijen regelmatig besprekingen houden met als doel het bepalen van een gezamenlijke doelstelling, zelfs al zijn hieraan geen minimale aankoopverplichtingen, verkoopsobjectieven of verplichting tot het houden van een voorraad verbonden.
Een volgende voorwaarde is gelegen in de verplichting van de concessiehouder om de producten op zijn beurt door te verkopen. Er bestaat dus een doorverkoopplicht in hoofde van de agent. Aan deze verplichting kan ook voldaan zijn wanneer de goederen nadien teruggekocht worden in het kader van een “buy back” verplichting.
Ten slotte behoort het tot de essentie van de concessie dat de concessiehouder de producten in eigen naam en voor eigen rekening verkoopt. Er kan geen verkoopconcessie zijn wanneer de opdrachtgever de goederen enkel in consignatie geeft en na de verkoop pas factureert. De tussenpersoon draagt dan immers geen enkel economisch risico. Evenwel besliste het Hof van Cassatie in een arrest van 30 april 2010 dat dit niet per se steeds het geval hoeft te zijn. Wanneer er tussen de aankoop-en verkoopprijs geen negatieve winstmarge (en dus financieel risico) kan bestaan voor de tussenpersoon, kan nog steeds sprake zijn van een concessie indien aan de overige voorwaarden voldaan is.
Soorten verkoopconcessie
Verder valt de verkoopconcessie op te splitsen in deze die onder het toepassingsgebied van de alleenverkoopwet vallen en deze die onder het gemeen recht vallen.
De alleenverkoopwet bepaalt dat deze enkel van toepassing is op:
1. de exclusieve verkoopconcessies (“alleenverkoop”)
2. verkoopconcessies waarbij de concessiehouder nagenoeg alle producten waarop de overeenkomst slaat in het concessiegebied verkoopt, de zogezegde “quasi-exclusiviteit”
3. concessies waarbij belangrijke verplichtingen worden opgelegd aan de agent en waarbij de last zo zwaar is dat de concessiehouder een ernstig nadeel zou toegebracht worden bij het beëindigen van de concessie. Daaronder vallen o.a.: verbintenissen inzake personeel en hun opleidingen, het openstellen van een verkoopruimte, nader omschreven en belangrijke voorraadverplichtingen, …
De kwalificatie als zijnde vallende onder de alleenverkoopwet brengt belangrijke gevolgen met zich mee, vooral in het kader van de beëindiging van de overeenkomst. Deze regelgeving voorziet een uniek systeem waarbij de concessiehouder aanspraak kan maken op een uitwinningsvergoeding.
Wetgeving concessie
De concessie werd oorspronkelijk geregeld in de alleenverkoopwet van 27 juli 1961 die voluit luidde: wet betreffende eenzijdige beëindiging van de voor onbepaalde tijd verleende concessies van alleenverkoop
Deze werd middels de invoering bij wet van 2 april 2014 houdende invoeging van boek X “Handelsagentuurovereenkomsten, commerciële samenwerkingsovereenkomsten en verkoopconcessies” in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van de definities eigen aan boek X in boek I van het Wetboek van economisch recht, vervangen.