Nummer met lokaal tarief

Artikels

Geen schadevergoeding na verbreking makelaarsovereenkomst

De makelaarsovereenkomst is een aannemingsovereenkomst, en geen lastgeving, wanneer in de overeenkomst aan de makelaar geen vertegenwoordigings- en afsluitingsbevoegdheid wordt toegekend. Dit laatste vloeit o.m. voort uit het gegeven dat in de overeenkomst uitdrukkelijk was bedongen dat de verkoopovereenkomst door de kopers moet tegengetekend worden om een daadwerkelijke verkoop tot stand te brengen.

Het beding in de makelaarsovereenkomst dat enkel een vergoeding voorziet ten laste van de opdrachtgever wanneer deze in gebreke blijft, en geen vergoeding voorziet ten laste van de makelaar die zijn verplichtingen niet nakomt, is een onrechtmatig beding in de zin van artikel 32.15° WHPC en dienvolgens nietig op grond van artikel 33 § 1 WHPC. In tegenstelling tot artikel 33 § 1 WHPC. In tegenstelling tot artikel 31 WHPC beschikt de feitenrechter hier niet over de beoordelingsbevoegdheid om na te gaan of het beding in kwestie een kennelijk onevenwicht schendt. Er is geen vergoeding verschuldigd aan de makelaar.

Meer Lezen

Merkinbreuk wegens verwarringsgevaar

Het Hof van Beroep te Gent tekent in dit arrest duidelijk de lijnen van een mogelijk inbreuk inzake merkenrecht.

Het teken “Eranne” maakt een inbreuk op het woord- en beeldmerk “Era” uit (schending artikelen 2.20.1.b en d BVIE).
Tevens schendt het de artikelen 94/3, 94/5 en 94/2,8° WHPC.

De principes worden in het arrest nog eens op een rij gezet.

Meer Lezen

Contractbreuk en afwerving van cliënteel

Het afwerven van cliënteel van een concurrent is op zich geoorloofd, vermits deze voortvloeit uit de vrijheid van concurrentie. Deze afwerving wordt onrecht-matig op het ogenblik dat zij gepaard gaat met bijzondere omstandigheden en omwille van het doel dat zij beoogt (Gent, 5 mei 1999, Jaarboek Handels-praktijken & Mededinging 1999, 528).

Appellanten verwijzen naar de vier cumulatieve voorwaarden welke moeten vervuld zijn opdat er sprake zou kunnen zijn van derde-medeplichtigheid aan contractbreuk (cfr. Cass., 28 november 2002, T.B.B.R. 2004, 402).Er moet echter een belangrijk onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds derde-medeplichtigheid aan contractbreuk, wat op zichzelf reeds onrechtmatig is en het voorwerp van een contractuele vordering, en anderzijds het aanzetten tot contractbreuk als bijkomende bezwarende omstandigheid in het kader van afwerving van cliënteel als oneerlijke handelspraktijk en voorwerp van een stakingsvordering. In huidige procedure moet geïntimeerde niet aantonen dat de vier voorwaarden tot daadwerkelijke derde-medeplichtigheid aan contractbreuk zijn vervuld.

Cliënteel dat contractueel verbonden is, kan niet als “res nullius” worden beschouwd en heeft een patrimoniaal karakter. De vrijheid van concurrentie is veel beperkter m.b.t. contractueel verbonden cliënteel dan t.o.v. vrij cliënteel. Appellanten kunnen moeilijk stellen dat zij niet op de hoogte waren van de lopende contracten tussen geïntimeerde en haar klanten.

Meer Lezen

Onrechtmatige afwerving door misbruik klantenlijsten

De afwerving van cliënteel is onrechtmatig als de volgende begeleidende omstandigheden bewezen zijn: misbruik van de klantenlijsten door een voormalige werknemer, het zich uitgeven door de voormalige werknemer als nog steeds in dienst zijnde, het zich uitgeven als een onderaannemer van de voormalige werknemer.

Meer Lezen

Niet-concurrentiebeding overnameovereenkomst en kort geding

In casu zijn We prima facie beoordeeld van mening dat het geenszins zeker is dat het niet-concurrentiebeding opgenomen in de overnameovereenkomst, door de bodemrechter als geldig zal worden gezien. Immers is er niet alleen de vraag of een niet-concurrentiebeding over acht jaar niet overdreven is en wel de toets aan het principe van de vrijheid van handel, ingeschreven in artikel 7 van het decreet d’Allarde van 2-17 maart 1791, kan doorstaan. Maar bovendien blijft de vraag of het beding wel te rijmen valt met de bepaling van artikel 65 §2 alinea 4, 3° of artikel 65 §8 AOW 3 juli 1978 waar het niet-concurrentiebeding 12 maanden overstijgt terwijl bovendien de werkgever hier de arbeidsovereenkomst, anders dan om dringende redenen, heeft beëindigd.

Nu de rechten van hier onvoldoende onzeker zijn om een dermate zware sanctie als het verbod om een concurrerende activiteit op te starten te verantwoorden.

Meer Lezen

Stedenbouwkundige informatie bij aankoopbelofte

Het aanzien door de eerste rechter (en niet betwist in graad van hoger beroep) van een aankoopbelofte als een koopovereenkomst betreft enkel het negotium en niet het instrumentum. De verplichtingen van artikel 141 DRO zijn hierop niet van toepassing. De niet-vermelding van de stedenbouwkundige bestemming van het onroerend goed in de aankoopbelofte is zodoende niet strafrechtelijk gesanctioneerd. Bij afwezigheid van verdere kunstgrepen is geen bedrog voorhanden.

Waar niet bewezen wordt dat de koper voorafgaand aan de ondertekening van de aankoopbelofte, de nodige informatie heeft ingewonnen omtrent de stedenbouwkundige mogelijkheden van het aan te kopen onroerend goed, zulks in functie van de door geplande inrichting van de bedrijfsruimte als atelier en stapelplaats van glas, is er geen verschoonbare dwaling in zijnen hoofde.

Meer Lezen

Geen ontbinding van optieovereenkomst

Dit arrest heeft betrekking op een geschonden verkoopbelofte, oftewel ook optie-overeenkomst genaamd.

De verkoper belooft daarbij gedurende een bepaalde periode bij voorrang het goed te verkopen aan de aangeduide potentiële koper.

In essentie wijst het Hof op het niet-opzegbare karakter van een verkoopbelofte (hetgeen ook mutatis mutandis zou gelden voor een aankoopbelofte). Principieel kan hieraan een schadevergoeding gekoppeld worden. In dit geval werd de clausule voor deze schadevergoeding evenwel onnauwkeurig opgesteld, en beriep de potentiële koper zich voor haar schade enkel daarop, zodat beide vorderingen (ontbinding en schadevergoeding) afgewezen werden.

Samenvatting: De tussen de partijen gesloten “optie-overeenkomst” is een eenzijdige verkoopbelofte die niet het voorwerp kan uitmaken van een vordering tot ontbinding op grond van artikel 1184 B.W. Dit laatste geldt énkel voor wederkerige overeenkomsten.

Een eenzijdige opzegging van eenzijdig contract, zoals de verkoopbelofte, is mogelijk doch énkel wanneer de wet, de bijzondere aard van het contract, een contractueel beding of een algemeen beginsel, zulks toelaat.

Meer Lezen

Dagvaarding van de vennootschap om overdracht te registeren

De vennootschap kan de inschrijving van een overdracht of overgang van aandelen niet dwarsbomen zonder geldige grondslag. De aandeelhouder beschikt over een vorderingsrecht tegen de vennootschap om het aandelenregister bij te houden en alle door de wet voorgeschreven gegevens in te registeren. De nieuwe aandeelhouder kan de vennootschap in rechte dagvaarden.
De vennootschap kan evenwel de registratie weigeren wanneer blijkt dat de overdracht of overgang ongeldig is. Dan hadelt de vennootschap wel op eigen verantwoordelijkheid.

Meer Lezen

Stakingsvordering op grond van huiszoeking op eenzijdig verzoekschrift

Met de stukken, bekomen na een rechterlijke uitspraak bij eenzijdig verzoekschrift, zonder dat enige waarborg verleend is omtrent het vertrouwelijk karakter en de vertrouwelijke behandeling van het materiaal, door de afstapping van een gerechtsdeurwaarder en een informatieanalist, in aanwezigheid van een personeelslid van de concurrent – voormalig werkgever, in het kantoor en de privé-woning van de concurrent – voormalig werknemer, wordt bij de beoordeling van de zaak geen rekening gehouden, wegens schending van artikel 8 EVRM.

De afwerving van cliënteel en van leveranciers van een concurrent is op zich geoorloofd. Zij vloeit voort uit de vrijheid van concurrentie.

De afwerving is pas onrechtmatig omwille van het doel dat ze beoogt dan wel omwille van de bijzondere omstandigheden waarin ze plaatsvindt.

De prospectie en de afwerving van cliënteel, personeel en leveranciers van een concurrent is in principe geoorloofd, zelfs wanneer dit gebeurt door een gewezen medecontractant. Het kan een ex-werknemer niet worden verboden gebruik te maken van de vorming, beroepskennis en ervaring die hij heeft opgedaan bij zijn vroegere werkgever. Het systematisch benaderen van het cliënteel dat hij voordien voor rekening van zijn ex-werkgever benaderde, is op zich niet onrechtmatig.
Een verkoper mag alles in het werk stellen om de klanten van zijn concurrenten in te palmen. Hij mag daarbij gebruik maken van de kennis die hij heeft verworven toen hij nog werkte bij zijn huidige concurrent, ook wanneer deze kennis betrekking heeft op diens klantenbestand (zie Overzicht van Rechtspraak, P. DE VROEDE en H. DE WULF ‘Algemeen handelsrecht en handelspraktijken 1998-2002′, T.P.R. 2005, nr. 212, blz. 226 – 227 en de rechtspraak waarnaar verwezen wordt).

Meer Lezen